« De spookauto
Water bij de wijn »

Varkensdieven verrast door beer

‘Een jonge Italiaan had een grote bruine beer geleerd met hem te dansen om zo aan de kost te komen. Twee dagen geleden kwam de man ‘s avonds laat in de stad Leini en vond een boer bereid, zijn beer voor een nacht onderdak te geven in het varkenskot en hemzelf in zijn huis. Toen allen de slaap der rechtvaardigen sliepen, brak een dief, belust op varkensvlees, het varkenskot open om het knorrend gedierte te stelen. Maar de beer, in zijn slaap gestoord, kwam overeind en begon met de zwijntjesjager te dansen. Het varken liet zich ook niet onbetuigd en begon te gillen of het gekeeld werd. De beer, aan deze muziek niet gewend, zette het op een brommen en zijn danspartner, wien het angstzweet uitbrak, op een schreeuwen. De boer en zijn gast, door het tumult ontwaakt, kwamen aangesneld en bevrijdden de inbreker, die thans met een zenuwschok in het ziekenhuis ligt.’

Dit sterke verhaal stond op 15 april 1948 onder de kop Beer ging dansen met de dief’ in de Nieuwe Tielsche Courant. Het was die maand ook, als komisch maar waar gebeurd verhaal, te lezen in andere Nederlandse kranten. ‘Dansen is niet altijd prettig’, kopte het Nieuwsblad voor de Hoeksche Waard en IJselmonde droogjes.

Het klinkt als een verzonnen verhaal uit een andere tijd, en dat was het ook: met de publicaties als fait divers in 1948 kwam een eind aan een traditie van minstens twee eeuwen, waarin het verhaal over de verrassende ontmoeting tussen veedieven en een beer werd doorverteld in kranten, in jeugdlectuur en in schoolboekjes.

De berenleider. Schilderij van Friedrich Preller de oudere, 1824 (fragment)

Door den Beer verscheurd

In 1896 overnachtte de beer volgens verschillende kranten in een herberg in Oostenrijk-Hongarije. In mei 1880 circuleerden twee versies tegelijk: volgens de ene had het voorval plaats in het Zuid-Franse Massegros, volgens de andere in Ustou, op de Frans-Spaanse grens. En in 1838 speelde het zich volgens de Leeuwarder Courant af in het Normandische La Ferté-Frênel. De oudste versie die ik kon vinden in de Nederlandse pers stond op 27 september 1800 in de Amsterdamse Courant. De dieven komen er hierin minder genadig vanaf dan in de versie uit 1948:

In den omtrek van Lyon is kortlings het volgende geval gebeurd:

Een Beerenleider, door den nacht overvallen, verzocht een’ Boer om huisvesting, zoo voor hem als voor zynen reisgenoot. De Boer had weinig zin in dit gezelschap, doch het slegte weėr, en een gevoel van medelyden, dewyl ‘er geene andere Huizen naby waren, die den gevaarlyken gast zouden kunnen ontvangen, deeden hem besluiten om het hem gedaane verzoek intewilligen. Hy ruimde eene afgelegene Schuur, alwaar hij 30 Schaapen had byééngezameld, om dezelven des anderendaags ter Markt te brengen, voor den Beer in, en begaf zich vervolgens met deszelfs meester naar zyne Wooning. In het midden van den nacht hoorde men een vreeslyk gebrul en geschreeuw. Men liep naar de Schuur, en vond aldaar twee Dieven, welken van het gebeurde op dien avond niet onderricht, ingebroken waren, met oogmerk, om de Schaapen, die zy wisten dat derwaart waren gebragt, weg te voeren. Een van dezelven was reeds door den Beer verscheurd, en de andere met zoo veel woede aangegrepen, dat hy weldra zou bezweeken zyn, indien de meester van het getergde dier niet spoedig zyn gezag betoond, en den ongelukkigen uit deszelfs klaauwen gered had. — Zoo had de Boer bet behoud zyner Schaapen aan zyne gastvryheid te danken.

Het verhaal was zelfs al voor 1800 in Nederland bekend: in een verzameling anekdotes uit 1747 duikt het op als sterk verhaal waarin een musketier door zijn kameraden wordt overgehaald om ‘s nachts een schaap te stelen uit een stal. Streek je handen maar uit, raadt degene hem aan die het schaap zal slachten, en als je iets wolligs voelt, grijp je dat beet.

Toen hy nu in de Stal kwam, was het pikdonker, dierhalven voelde hy blindelings toe, en vondt ook iets dat wollig of hairig was; maar in plaats van een Schaap te krygen, pakte hy een oude Dans-Beer aan, die hem zo erbermelyk in zyne klaauwen drukte en schudde, dat hy op een ysselyke wyze begon te schreeuwen.

Kleine vertellingen voor kinderen

Behalve door kranten en amusementslectuur voor volwassenen werd het verhaal over de veedieven en de beer in leven gehouden door leesboekjes en taallesjes voor kinderen. De moraal, die in de kranten niet geheel afwezig is (‘Zoo had de Boer bet behoud zyner Schaapen aan zyne gastvryheid te danken’), omlijst vaak nadrukkelijk de versies voor een jonger publiek.

In 1799 verscheen het verhaal onder de titel ‘De beloonde dienstvaardigheid’ in de Fabelen en vertellingen voor de jeugd door Johann Jakob Ebert. Het begint zo:

‘t Is niet alleen pligtmatig, maar ook dikwerf zeer nuttig, om dienstvaardig te zijn jegens onze medemenschen, zo als de volgende waare geschiedenis, in den jaare 1796 voorgevallen, ons leeren kan.

In een dorp van Neder-Saxen, met name Gilserberg, kwamen in het gemelde jaar op zekeren avond twee beereleiders met eenen grooten beer voor de herberg, en baden den waard om een nagtverblijf voor zigzelven en hunnen viervoetigen reismakker.

De navertelling uit een schoolboek met een ‘honderdtal leerzame verhalen voor kinderen’ (1829) sluit af met de rijmende vermaning:

Een boozen hand draagt boozen loon / reeds hier op aard sij smart sijn loon.

Dat het verhaal in het midden van de vorige eeuw nog bekend was bij kinderen, blijkt uit een stukje op de kinderpagina van Noordbrabantsch Dagblad Het Huisgezin, 30 september 1940:

DE DIEF. NAVERTELD.

Er was eens een dief. Die wist een mooi paard staan bij een herbergier. Maar er was een man met een beer gekomen. En toen moest het paard naar de wei en de beer moest in de stal. Toen het nacht was kwam de dief. Hij ging naar de stal. Maar daar opeens voelde hij zich vastgrijpen. Hij begon luidkeels te roepen. De berenleider en de herbergier kwamen toesnellen en verlosten hem uit de klauwen van de beer.

Willie V. (9 jaar) Geffen.

Struikrover

Als een sage zo bekend is als deze, verbaast het niet dat bestaande mensen worden aangewezen als hoofdpersoon. In 1829 vertelde een getuige voor de rechtbank van Toulouse over een verdachte, Jean-Pierre Reitreit, dat hij bij een poging een varken te stelen op een beer stuitte. Het verhaal verscheen in de Franse Gazette des Tribunaux, en werd opgepikt door het Nederlandse tijdschrift Vaderlandsche Letteroefeningen:

In dien zelfden nacht wilde Reitreit zijnen diefstal volbrengen. Hij brak in het verblijf van den knorrenden gast; maar zijn ruige plaatsvervanger viel, onder afgrijselijk brullen, op hem aan, en liet de merkteekens zijner forsche klaauwen op den rug des doodelijk ontstelden diefs achter; hetwelk dan ook tot onloochenbaar bewijs van zijne schuld leidde.

Nog ouder is de versie over de zeventiende-eeuwse Engelse struikrover James Whitney, die we op de illustratie hieronder in innige omhelzing zien met een dansende beer, terwijl hij een kalf hoopte te stelen.

De rover James Whitney treft een beer in plaats van een kalf. Illustratie uit Charles G. Harper, Half-hours with the Highwaymen. Picturesque Biographies and Traditions of the “Knights of the Road” (1908)

Whitney, geboren omstreeks 1660, eindigde zijn carrière als crimineel aan de galg in 1693. Het verhaal over zijn aanvaring met de beer verscheen pas twintig jaar na zijn dood in een boek over de levens van criminelen, gepubliceerd in 1714. Is dit dan de oudste versie van het verhaal? Toch niet: er bestaan ook varianten waarin de beer niet de strijd aangaat met menselijke indringers maar met trollen of andere bovennatuurlijke wezens. Die voeren ons terug tot de dertiende eeuw. Maar daarover een volgende keer.

Met dank aan Theo Meder, Stephen Basdeo en Bengt af Klintberg.

Bronnen
In de Volksverhalenbank van het Meertens Instituut is het verhaal over de beer en de rovers vertegenwoordigd met een variant uit 1903, waarin kinderen twee overvallers vertellen dat alleen Broertje thuis is. Broertje blijkt een grote hond, die de mannen verscheurt.
In de verhaaltypenindex van Aarne, Thompson en Uther behoort het verhaal tot de categorie ATU 0957, The Bear Chases the Robbers. (Verwant is ATU 1161, The Bear Trainer and his Bear, waarin een beer trollen of andere bovennatuurlijke wezens ontmoet - daarover in een volgend artikel.) In de Motif-Index van Thompson is het K335.1.9, Robbers coming to steal from stable frightened away by bear staying the night there with his keeper.
De versie uit 1747 is beschikbaar via Google Books: Maandelyksche Berichten uit de andere Waerelt; of de Spreekende Dooden, nov. 1714. Amsterdam: B. van Gerrevink en erve Ratelband. Het verhaal over het varken staat op p. 512-513. De meeste andere versies zijn te vinden via Delpher en Google Books.
Zie verder:
  • Röhrich, L. (1977). Bärenführer (AaTh 957, AaTh 1161). In: K. Ranke, H. Bausinger; W. Brückner, M. Lüthi, L. Röhrich, R. Schenda (red.), Enzyklopädie des Märchens, Band 1: Aarne – Bayerischer Hiasl, kol. 1218-1225. Berlijn: De Gruyter.
  • Smith, J.B. (2013). Kelpie in the Mill. Tradition Today, nr. 3, 55-56.
  • sluiten

    Leave a Reply

    Your email address will not be published. Required fields are marked *