« Kinderlokkers in witte busjes (2): de Oost-Europeaan heeft het gedaan
Sluipschutters in witte panty’s mikken op Russische mannelijkheid »

Spookverhaal: Maison ‘Déja vu’

Ze droomde ervan sinds haar vijftiende. Minstens een keer per week zag ze hetzelfde huis: groene luiken, een oprijlaan van wit grint. Ze klopte op de deur en een man met een grijze snor deed open. Maar telkens als hij zijn mond opende, werd ze wakker. Jaren later is ze op huwelijksreis aan de Loire. Een landweg bij Chambord – daar staat haar huis! Met een bord: ‘Te koop’. Ze klopt op de deur.

De man met de grijze snor doet open – het is de man uit haar droom. Maar in haar droom heeft ze nog nooit die blik van ontzetting in zijn ogen gezien. Toch zet ze door, in haar beste Frans: ‘Ik zie dat dit huis te koop is – mogen we even binnen kijken?’
‘Dat kan ik u niet aanraden’, zegt de man. ‘Het spookt hier.’
‘Het spookt hier? Wat is dat dan voor een spook?’
‘U’, zegt de man met de grijze snor, en hij sluit de deur.

Het verhaal over het droomhuis is in allerlei varianten te vinden in boeken over paranormale verschijnselen en bloemlezingen van griezelverhalen. Die variatie is voor folkloristen al voldoende reden om het te labelen als een ‘sage’, of populair gezegd, een broodje aap. Anderen zien in die variatie juist een aanwijzing voor de waarheid. Ik probeer de  geschiedenis te ontwarren van een evergreen onder de spookverhalen.

‘Alleen een droogstoppel zou zeggen dat het niet gebeurd kon zijn’

Als bedenker wordt vaak de Franse auteur André Maurois aangewezen. Zijn korte verhaal ‘La maison‘ (1943) lijkt inderdaad sprekend op het verhaal hierboven. ‘La maison’ is vele malen gebloemleesd en vertaald – hier bijvoorbeeld in Het Vrije Volk van 2 december 1952:

Op 11 februari 1964 drukte Het Vrije Volk het verhaal nog eens af, maar nu met andere details. De knecht die de deur opent, is ‘een oeroude man met een sneeuwwitte baard’ geworden. En in de versie die de liedjeszanger Peter Blanker me dertig jaar later vertelde, was de knecht een dienstmeisje:

Een vrouw heeft een repeterende droom. Ze droomt telkens van hetzelfde huis. Een keer is ze met haar man op vakantie en ziet ze het huis. Wat nu? Uit nieuwsgierigheid belt ze aan. Een dienstmeisje doet open en holt gillend weer naar binnen, roepend: ‘Mevrouw! Het spook staat voor de deur!’

Folklore, noemden Alexander Woollcott en Bennett Cerf – twee Amerikaanse journalisten met belangstelling voor sterke verhalen – dit spookverhaal al in het midden van de vorige eeuw. ‘Ik zou graag weten wanneer het voor het eerst de stroom van de folklore indreef’, schreef Woollcott. Maar als een goede verteller liet hij ook de mogelijkheid open dat het verhaal waar was: ‘Het lijkt me waarschijnlijk dat het echt gebeurd is ooit… met iemand… ergens. Alleen een arrogante droogstoppel zou durven zeggen dat het niet gebeurd kon zijn.’

Toch zijn er genoeg droogstoppels geweest die dat hebben gezegd. Juist omdat het in zoveel versies wordt verteld. En al heel lang: de geschiedenis was al populair toen André Maurois geboren werd in 1895.

Waar of niet?

Het is een verzinsel, beweerde de Engelse folklorist Andrew Lang al in 1897 stellig in zijn boek Dreams and Ghosts. Hij doet het in een paar zinnen af en legt niet uit waarom. Kennelijk beschouwde hij het toen al als zo afgezaagd dat hij er niet over hoefde uit te weiden.

Folkloristen hebben het lange tijd vanzelfsprekend gevonden dat sterke verhalen die in allerlei versies de ronde doen dus niet waar zijn. Iets dat al onwaarschijnlijk is, wordt nog onwaarschijnlijker als het op een groot aantal verschillende plaatsen zou zijn gebeurd, redeneren ze. Anderen zien die variatie juist als aanwijzing voor de waarheid van het verhaal.

Parapsychologen hebben het verhaal over het droomhuis aangevoerd als bewijs voor uittredingen en andere paranormale fenomenen: de vrouw droomde niet, maar heeft met haar astrale lichaam het huis bezocht. Een tijdgenoot van Lang, Horace Gordon Hutchinson, vond het in zijn boek Dreams and their Meanings (1901) een schitterende illustratie van telepathie, hoewel hij niet wist wat de bron was en toegaf dat het verhaal bij het doorvertellen verfraaid kon zijn.

Ook de samensteller van een gids voor Engelse spookhuizen was ervan overtuigd dat het verhaal waar was. In de eerste plaats, vertelt Antony D. Hippisley Coxe in Haunted Britain (1973), omdat zijn moeder de hoofdpersoon kende:

Ik geloof dat het waar was omdat ik het als jongetje in een tijdschrift las en zo opgewonden was dat ik naar mijn moeder rende om het te vertellen, waarna ik erachter kwam dat zij de mensen kende die het echt hadden meegemaakt. Sterker nog, ze kon het verhaal voor me afmaken.

Volgens zijn moeder was de vrouw de echtgenote van een luitenant-ter-zee. Na een leven op Britse marinebases in het buitenland keerden zij terug naar Engeland. Al die tijd had de vrouw regelmatig van een huis gedroomd: ‘mama’s droomhuis’ was een begrip in het gezin. Toen ze in Engeland op zoek waren naar een huis, herkende ze op een dag uit de verte het huis uit haar dromen. Haar man wilde het niet geloven, maar ze kon hem precies vertellen hoe de weg verder ging. Ook in het huis, waar ze werden rondgeleid door de makelaar, kende ze ieder hoekje. ‘De trap stond toch anders? Wacht, die is verbouwd toen wij in Hong Kong waren, vijftien jaar geleden.’ Pas nadat de koop gesloten is, vertelt de makelaar dat zij het spook is dat hij meer dan eens heeft gezien.

Dat er ook andere versies bestaan, maakt het niet minder waar voor Hippisley Cox: ‘Ik denk niet dat die verhalen mijn eigen versie ontkrachten. In tegendeel, ze bevestigen eerder de waarachtigheid daarvan. Het zou juist wantrouwen wekken als dit fenomeen zich niet meer dan een keer had voorgedaan.’

En zo dachten veel mensen erover, tot in de hoogste kringen: een van degenen die het verhaal rond 1900 vertelden, was de zwager van de Engelse koning, de Hertog van Argyll. Hij hoorde het van een kunstenaar die bevriend was met de droomster.

De oudste versie?

De oudste versie vond ik in het dagboek van Sir Mountstuart Elphinstone Grant Duff, een Schot met een carriere in diplomatie, wetenschap en letteren die even imposant is als zijn naam. Op 16 juli 1889 noteerde hij het bekende verhaal over het gezin dat een huis met spook huurt in Schotland, inclusief het detail van de verbouwing. Helaas zegt hij er niet bij van wie hij het hoorde of hoe de hoofdpersonen heetten.

Of is het verhaal nog ouder? Een recensie van Grant Duffs dagboeken in het Engelse weekblad The Spectator lokte in 1901 een reeks van tien ingezonden brieven uit over vergelijkbare ervaringen. In een ervan beweert een heer dat de droomster zijn inmiddels overleden vrouw was en dat hij zelf een rol speelt in het verhaal. In de herfst van 1883 huurde hij voor een vakantie in de Schotse hooglanden een huis van Lady B. Hij reisde zelf vooruit en bracht de eerste nacht in het huis door zonder zijn vrouw. Van het spook waar Lady B. hem voor had gewaarschuwd, een dametje dat regelmatig verscheen in slaapkamer, merkte hij niets. Zijn vrouw arriveert en vertelt dat dit het huis uit haar dromen is. Lady B., ten slotte, herkent in de huurster het spokende dametje in haar slaapkamer.

De briefschrijver blijft liever anoniem, maar stuurt zijn visitekaartje naar de redactie ten behoeve van serieuze parapsychologen. Die hebben de droomster geïdentificeerd als ene mevrouw Boulton en het Schotse Ballachulish House, eertijds eigendom van Lady Beresford, als het droomhuis. Het is mij echter nog niet gelukt om een echtpaar Boulton te traceren waarvan de gegevens kloppen met die van de ingezonden brief in The Spectator. Dit spookverhaal blijft, net als spoken zelf, ongrijpbaar.

Déja vu-verhalen

Sagen roepen net als het droomhuis een gevoel van déja vu op: heb ik dit verhaal niet al eens eerder gehoord? Dat wil nog niet zeggen dat zo’n verhaal niet waar is. Zie bijvoorbeeld de man-bijt-hondberichten of het sterke verhaal van de pastor die op water wilde lopen en verdronk. Of dat over de dominee die zich verkleedde als dakloze om de naastenliefde van zijn gemeenteleden te testen.

Sommige verhalen zijn gewoon te goed om maar één keer te vertellen.

 

Bronnen
Met dank aan Loes Modderman, die me op het spoor zette van de oudste versie van het droomhuisverhaal.
  • Bozzano, Ernesto (1911). The hypotheses of 'bilocation' considered. Light, 22 juli 1911, p. 340.
  • Briggs, K.M. (1971). A dictionary of British Folk-tales in the English language. Part B: Folk legends. Vol. 2. Londen: Routledge, pp. 521-522, 557-558.
  • Cerf, B. (1947). Try and stop me. Londen: Dennis Dobson, pp. 205-206. (1e, Amerikaanse druk: 1945)
  • Enright, D.J. (ed.) (1995). The Oxford book of the supernatural. Oxford: Oxford University Press, pp. 51-52.
  • Grant Duff, Mountstuart E. (1901). Notes from a diary, 1889-1891. Londen: John Murray. Deel 1, p. 118.
  • Hare, A.J.C. (1900). The story of my life. Deel 6. Londen: George Allen, pp. 365-367.
  • Hippisley Coxe, A.D. (1973). Haunted Britain. A guide to the supernatural in England, Scotland and Wales. Londen: Pan, pp. 11-12.
  • Hutchinson, H.G. (1901). Dreams and their meanings. Londen: Longmans, Green & Co, pp. 165-167.
  • Lang, A. (1972). Dreams and Ghosts. Hollywood: Newcastle, p. 193. (Reprint van de oorspronkelijke uitgave uit 1897)
  • Maurois, A. (1943). 'La Maison.' In: Toujours l'inattendu arrive. New York: Editions de la Maison français.
  • Reader's Digest (1998). Op zoek naar het onbekende. Amsterdam: Reader's Digest, p. 325.
  • Rêves télesthésiques. Une maison hantée par le fantôme d'un vivant. Revue des études psychiques. Mei 1902, pp. 151-154.
  • Some real ghost stories (1903). Wanganui Herald, 5 februari 1903, p. 5.
  • Het Engelse weekblad The Spectator drukte in mei, juni en juli 1901 een recensie en een reeks ingezonden brieven af over het droomhuisverhaal en vergelijkbare verhalen en ervaringen: de recensie van Mountstuart Grant Duffs dagboeken verscheen op 25 mei 1901, p. 16, brieven op 1 juni 1901, p. 15, 8 juni 1901, p. 13; 15 juni 1901, p. 13 (een), (twee); 22 juni 1901, p. 19; 29 juni 1901, p. 14; 6 juli 1901, p. 24 (een), (twee); en 13 juli 1901, p. 14 (een), (twee).
  • Woolcott, A. (1946). The Portable Woollcott. Ed. J. Hennessey. New York: Viking Press, pp. 601-607.
  • sluiten

    Leave a Reply

    Your email address will not be published. Required fields are marked *