Voor mij was de sidekick van Floris, de Indiase fakir Sindala, de echte held. Floris is een stoere ridder, maar het is Sindala die met wetenschap, mensenkennis en een beetje magie het verhaal vaak een beslissende draai geeft. Zoals die keer dat hij een verrader ontmaskert op kasteel Oldenstein. Er zijn vier verdachten. Sindala houdt hen een dampende bokaal voor met vier ronde kogels: drie witte en één zwarte. Ze weten: wie de zwarte kogel pakt, is de verrader. De goden van Sindala zullen hem aanwijzen. De mannen nemen alle vier een kogel en openen dan een voor een hun hand.
De eerste kogel is zwart – maar de tweede en derde ook. Drie verraders? Alleen de vierde man, Norbert, laat een witte kogel zien. Sindala: ‘Heer Norbert, open uw andere hand.’ Want Norbert is de verrader: in werkelijkheid waren alle kogels in de bokaal zwart, maar Norbert had om zich vrij te pleiten een witte meegenomen en zo zichzelf ontmaskerd. Hierna wordt het nog eventjes spannend als Norbert zich losrukt en vlucht. Maar Floris (Rutger Hauer himself, zonder hulp van het stuntteam van Hammy de Beukelaer) duikt hem met maliënkolder en al achterna in de slotgracht en overmeestert hem. En dan galopperen Floris en Sindala alweer die geweldige eindtune van Julius Steffaro in.
Oud Chinees verhaal
Sindala verbaast de naïeve lagelanders keer op keer met zijn oosterse kunsten. In ‘De zwarte kogels’ (de eerste uitzending in 1969 werd bekeken door ruim drie en een half miljoen Nederlanders, dat waren nog eens tijden) grijpt hij – nou ja, scenarioschrijver Gerard Soeteman – terug op een oud verhaal, dat voor zover bekend voor het eerst werd opgetekend in China. In een boek uit de elfde eeuw ontmaskert een rechter een dief door verdachten een tempelklok te laten aanraken. De klok, die aan het zicht wordt onttrokken door een gordijn, zal luiden als een schuldige hem aanraakt. De verdachten weten niet dat de klok is ingesmeerd met inkt. De enige man met schone handen, die de klok dus niet heeft durven aanraken, moet de dader zijn.
Of dat Chinese verhaal van tien eeuwen geleden via een ononderbroken lijn van navertellingen is verbonden met een Nederlandse tv-serie uit de jaren zestig, weet ik niet. Soms wordt hetzelfde verhaal meer dan eens verzonnen. Zeker is dat varianten van deze methode om iemand te ontmaskeren vanaf de negentiende eeuw regelmatig in de krant hebben gestaan.
Haan onder kookpot
In de negentiende eeuw verscheen het verhaal voor het eerst in druk in de Verenigde Staten. De oudste versie die ik vond, staat in een almanak uit 1835, Atkinson’s Casket. Een sluwe Amerikaan ontmaskert een horlogedief door een groep verdachten rond een omgekeerde kookpot te laten marcheren. Onder de pot bevindt zich een haan. De mannen moeten een voor een de pot aanraken en de haan zal kraaien om de dief aan te wijzen. De pot is zwart van het roet, dus alle verdachten hebben zwarte handen – behalve, alweer, de dief.
In Nederlandse kranten verschijnt het verhaal vanaf 1867. De ‘tooverkunstenaar’ Laviné helpt een koopman uit Marseille die twintig goudstukken mist. Laviné ontvangt de verdachten in een verduisterde kamer, leest spreuken op uit een zogenaamd toverboek en laat hen een zwarte haan aanraken. De haan zelf is met roet ingesmeerd. De list werkt weer feilloos: het dienstmeisje heeft het gedaan.
Koloniaal
De slimme ontmaskeraar is ook in andere versies iemand met gezag en – echte of vermeende – magische krachten: een waarzegger, een oude sjeik, of een pastoor. De verdachten worden neergezet als simpele, bijgelovige zielen. Die rolverdeling maakte het ook geschikt als lesje over koloniale verhoudingen dat regelmatig te vinden was op de kinderpagina’s.
‘De heer F. was een administrateur van een groote suikerplantage op Java’, begint een verhaal ‘voor onze jeugd’ in de Nieuwe Tilburgsche Courant van 1930. Hij zwaaide de scepter over honderden arbeiders, die een ‘flink weekloon’ verdienden en ‘zeer tevreden waren met hun lot’. Maar op een dag verdwijnt er een bankbiljet van honderd gulden van zijn bureau. En dan driehonderd gulden uit een la.
Omdat hij weet dat zijn Javanen bijgelovig zijn, maakt meneer F. 420 stokjes. Hij laat alle arbeiders op de grond zitten en deelt de stokjes uit. Dat van de dader, zal plotseling langer worden dan dat van zijn kameraden, vertelt hij. De dief verraadt zich door een paar centimeter van zijn stokje af te breken.
Floris en de fakir
In een andere, even koloniale versie van het verhaal werpt een hindoe zich op zijn knieën voor een Engelse officier en ‘stamelt een bekentenis, terwijl zijn kameraden zich vol bewondering voor den sahib nederwierpen, wien Brahma een zoo vreeselijke macht had gegeven.’
Andere tijden.
In 1969 draaiden scenarioschrijver Soeteman en regisseur Paul Verhoeven de rollen om. In hun serie – die oorspronkelijk ‘Floris en de fakir’ zou heten – is Sindala helemaal in de geest van die tijd een wijze uit het Oosten wiens kennis superieur is aan die van de lompe Hollanders. De video begint te spelen bij de scene met de kogels, maar wie de volle dosis jeugdsentiment tot zich wil nemen, start natuurlijk bij de begintune. Ta-ta-taaa, ta-ta-ta-ta-ta-taaaa…
Leuk om al de historische varianten op een rij te krijgen.
Nostalgische greot,
Een geweldige serie was dat – en… Sindala was ook mijn held. Apart dat Jos Bergman daarna eigenlijk nauwelijks meer geacteerd heeft. Nu een simpele Groningse versie van het verhaal:
Op een boerderij is geld gestolen, en het moet iemand van binnenshuis zijn. Dankzij een truc komt de schoolmeester er achter. Iedereen moet in de voorkamer onder het tafelkleed komen zitten. “Zijn jullie er allemaal?” vraagt de meester. “Ja.” “Ook de dief?” “Ja.” En daarmee verraadde het knechtje zich.
http://www.verhalenbank.nl/items/show/41073
Venloose Courant 11-07-1906 • List tegen list • In een Fransch dorp werden twee jonge mannen opgeroepen voor de loting. Slecht één van hen zou moeten dienen. De een was de zoon van een rijken boer en de ander van een arme weduwe. De rijke boer beloofde den ambtenaar, die met het toezicht belast was, een geschenk, als hij een middel kon vinden om te maken, dat zijn zoon vrij lootte. De ambtenaar wierp twee zwarte bolletjes in de bus, in plaats van een wit en een zwart. Toen de twee lotelingen present waren, zeide hij: „Er zijn twee bolletjes in de bus, een wit en een zwart. Die het zwarte trekt, moet dienen. Het is uwe beurt,” vervolgde hij tot den zoon van de weduwe. Deze, vermoedende, dat het niet eerlijk in zijn werk ging, ging naar de bus, nam er een bolletje uit en slikte het onmiddellijk in, zonder er naar te kijken. „Waarom hebt ge dat gedaan?” vroeg de ambtenaar. „Hoe zullen we nu te weten komen, of ge het zwarte of het witte bolletje hebt ?” „O, dit is gemakkelijk te zien,” was het antwoord. «Laat hem nu trekken. Als ik het zwarte heb, moet hij het witte hebben.” Er was niets aan te doen. De andere jonkman stak zijne hand in de bus en haalde er tot genoegen van alle omstanders het zwarte bolletje uit. De zoon van de weduwe was dus vrijgeloot en de ander moest dienen.
Mooie vondst!