« Nieuws over kannibalisme hapt makkelijker weg dan dat over corruptie
Charlie Charlie heeft familie: Sarita Sarita, Carlos Carlos en Willy Willy »

Pronken met verhalen van een ander

Belevenissen van anderen vertellen alsof je ze zelf hebt meegemaakt: het komt verrassend vaak voor. En als je die verhalen maar vaak genoeg herhaalt, ga je ook nog geloven dat je ze zelf hebt beleefd. Dat blijkt uit een enquête onder Amerikaanse studenten: bijna de helft van hen bekende wel eens een verhaal te hebben geleend van een ander en meer dan de helft zei zelf slachtoffer te zijn geweest van herinneringenplagiaat. Het onderzoek werd in april gepubliceerd door het wetenschappelijke tijdschrift Applied Cognitive Psychology. 

De psycholoog Alan  Brown en zijn collega’s vroegen 447 studenten (van wie drie kwart meisjes) of ze wel eens een persoonlijk verhaal van een ander als eigen belevenis hadden doorverteld. Ja, zei 46,5 procent. Tellen we degenen mee die bekenden dat ze delen van verhalen hadden gebruikt, dan stijgt het percentage herinneringsdieven tot 57,7 procent. De kans om bestolen te worden, is groot: meer dan de helft (53%) maakte ooit zelf mee dat iemand hun belevenissen vertelde alsof hij of zij ze zelf had meegemaakt.

De meest genoemde reden om te plagiëren, was de wens een pakkend verhaal zelf te bezitten (‘Ik vind dit verhaal zo fascinerend dat ik wilde dat het deel was van mijn eigen leven’). Daarna volgde het verlangen aansluiting te vinden bij anderen (‘Ik dacht dat het verhaal opwindender werd als ik het zou vertellen in de ik-vorm’). Het was bovendien makkelijker: het was simpeler om het verhaal in de eerste persoon te vertellen dan uit te leggen wat precies de bron was.

Valse herinneringen

Het onderzoek suggereert dat onze herinneringen onbetrouwbaar zijn: veel van de studenten hadden moeite om hun eigen herinneringen en die van anderen uit elkaar te houden. Het was al bekend dat tweelingen het regelmatig oneens zijn over de vraag wie van hen iets heeft meegemaakt, maar deze verwarring blijkt wijder verbreid. 30 Procent van de studenten meldde wel eens een verhaal te hebben verteld waarvan ze zich pas later realiseerden dat het van een ander was. Meer dan de helft (56,6%) had wel eens een meningsverschil gehad over het eigendom van een verhaal.

Een zwakte van het onderzoek is dat het volledig is gebaseerd op zelfrapportage. Dat is niet de betrouwbaarste methode: we weten niet of de studenten overdreven, accuraat antwoordden of juist onderrapporteerden. De resultaten sluiten wel aan bij experimenten met valse herinneringen. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat mensen die in opdracht van een onderzoeker fictieve dagboekaantekeningen maken, zich later een deel van die verzinsels herinneren alsof ze echt zijn gebeurd.

Klem in het zolderraam

Een tweede beperking van de gestolenverhalenstudie is de onderzochte populatie: Amerikaanse studenten. De meest bestudeerde, maar niet per se de meest representatieve groep voor alle aardbewoners. Maar het fenomeen van herinneringen die van eigenaar veranderen is ook bij anderen gesignaleerd, in onderzoek naar oral history en naar volksverhalen.

Uit interviews met overlevenden van de Watersnoodramp van 1953 (ik schreef er eerder over) bleek dat de grenzen tussen het collectieve en het individuele geheugen vloeiend zijn:  verhalen zoals die over een dikke vrouw die bij haar vlucht voor het water klem kwam te zitten in een klein zolderraampje zijn als persoonlijke herinnering opgeslagen in het geheugen van mensen die dit alleen van horen zeggen hebben.

Maar ook degenen van wie zij het hoorden hoeven geen ooggetuigen te zijn geweest: de vorige eigenaar van het verhaal kan het ook weer van een ander hebben gehoord. Zo belanden we in de wereld van de sagen, sterke verhalen waarvan het waarheidsgehalte ter discussie staat. Twee voorbeelden daarvan tot slot.

Visserslatijn

In Geheim; Het oorlogsverhaal van mijn vader (2013) haalt zangeres en regisseur Leoni Jansen herinneringen op aan haar vader, die – net als zijn dochter – vol sterke verhalen zit. Dit is er een van:

Zijn vriend en hij gingen ‘s morgens vissen, maar de regen viel met bakken uit de hemel. Om de teleurstelling te verwerken en tegen de natte kou, zijn ze jenever gaan drinken. Binnen de kortste keren waren ze aangeschoten en melig, heel melig. Zijn vriend gooide uit balorigheid zijn hengel 180 graden om, zijn dobber kwam op de weg terecht… ‘Kijken of hier ook wat zit.’ Pa ook met de hengel op de natte weg. Giechelend zaten de twee te kijken naar de dobbers op het natte asfalt. In de verte kwam een auto aan, die zag in de plenzende regen twee vissers, dacht dat hij de sloot in reed en gooide zijn stuur om… en reed de sloot in. Ze hebben hem uit de auto gered en de anekdote deed nog jarenlang goede dienst. (pp. 22-23)

Nu is het mogelijk dat Jansen senior dit zo heeft meegemaakt, maar heel waarschijnlijk is het niet: het verhaal over de visser die zijn hengel uitgooit langs de weg en zo onbedoeld een ongeluk veroorzaakt, is een internationaal verbreid broodje aap.

Ikje

Een van de populairste rubrieken in NRC Handelsblad is al jaren het ‘ikje’ op de achterpagina: een anekdote van een lezer, gebaseerd op eigen ervaring of observatie. Regelmatig glippen er echter broodjes aap, gepresenteerd als persoonlijke herinnering, door de ballotage. Bijvoorbeeld op 4 juni 2007:

Dood
Tegen elf uur s avonds mag mijn hond achter het huis even loslopen. Als ik fluit komt hij aangedraafd met het konijn van de buren in z’n bek… dood en modderig, maar zo te zien ongehavend.
Omdat het licht bij de buren al uit is, klim ik over het hek en zet  het beestje terug in z’n hok. De volgend ochtend hoor ik een bloedstollende kreet van de buurman. Als ik langs m’n neus weg vraag wat er is, zegt hij: Gisteren hebben we ons konijn op het veldje hierachter begraven en nu ligt-ie weer in z’n hok… dood.

Alerte lezers zagen het meteen: dit is een bekend broodje aap. De NRC-ombudsman sprak zich uit (ja, de redactie had dit verhaal moeten herkennen als fictie). En de inzender verdedigde zich:

Jullie verontwaardiging over het vermeende jatwerk voor dit Ik-je is begrijpelijk maar niet helemaal terecht. Ik heb het verhaal een jaar of twintig geleden gehoord met als begin “Een vriend van me..”. Omdat ik ervan uitging dat het authentiek was, heb ik het de jaren daarna regelmatig in gezelschap verteld. Niemand heeft me ooit gezegd dat-ie het al kende. Ook ik ben er dus ingetuind.

Waarom het nu ingestuurd? Omdat het ‘een unieke anekdote was die de lezers niet onthouden mocht worden’. Net als de studenten uit het Amerikaanse onderzoek zocht hij dus de verbinding met zijn publiek. Over het weglaten van de bronvermelding zwijgt hij, maar waarschijnlijk vermoedde hij net als de studenten terecht dat de ik-vorm er een pakkender verhaal van maakte. En degene die het hem vertelde, had het toch ook niet zelf meegemaakt?

Het is in dit soort volksliteratuur niet anders dan in de Literatuur met een grote L: schrijven is stelen van dieven.

Lees ook: Nederlandse diender Rick stal hartenkreet van Amerikaanse agente

Foto: vrienden vertellen vissersverhalen op de Navy Pier in Chicago (Kevin Dooley, Flickr, CC BY 2.0)

Bronnen
  • Brown, A.S., Caderao, C.K., Fields, L. M., & Marsh, E.J. (2015). Borrowing personal memories. Applied Cognitive Psychology 29, pp. 471-477.
  • Burger, P. (2004). Dropveters van rattenbloed en een ingeslikte octopus. De inspiratiebronnen van Roald Dahl. In Mooren, P., Kurvers, J., Lierop-Brouwer, H. (red.), De mondige jeugdliteratuur. Over raakvlakken van jeugdliteratuur en volkscultuur , pp. 139-154. Leidschendam: Biblion.
  • Burger, P. (2014). Monsterlijke verhalen. Misdaadsagen in het nieuws en op webforums als retorische constructies. Den Haag: Boom Lemma, pp. 26-28.
  • Leydesdorff, S. (1993). Het water en de herinnering. De Zeeuwse watersnoodramp 1953-93. Amsterdam: Meulenhoff.
  • sluiten

    Leave a Reply

    Your email address will not be published. Required fields are marked *