« Huwelijk met hindernissen

Leids misdaadnieuws: feiten, frames en folklore

In het geheugen van onze stad leven de gifmengster Goeie Mie, de Balpenmoord (die geen moord was) en andere misdaadgeschiedenissen nog jaren voort nadat ze verdwenen zijn uit het nieuws. Nieuwsmedia voegen dagelijks iets toe aan dat collectieve geheugen en op hun beurt putten ze er ook uit. Want ‘nieuws’ is ook ‘ouds’: geen direct verslag van de werkelijkheid, maar een beeld dat gekleurd wordt door aannames en stereotypen, en waarin ook geruchten en andere folklore een woordje meespreken.

Ik woon al sinds mijn studententijd in Leiden, maar ik ben geen geboren Leidenaar. Leids zijn heb ik dus moeten leren, en dat houdt ook in: leren over wat je moet weten als Leidenaar. De Leidse folklore dus – Folk Lore, ofwel de kennis, verhalen en gebruiken van het volk. En dat ‘volk’ in folk-lore, dat zijn alle Leidenaars.

Een van de verhalen die ik als student hoorde, was dat leden van Minerva vroeger op 3 oktober vanaf het balkon van de sociëteit muntjes op straat gooiden, waar ze werden opgeraapt door de Leidse arbeidersjeugd. Alleen hadden de corpsleden die muntjes van tevoren in een koekenpan gloeiend heet gemaakt, waardoor de kinderen lelijk hun vingers brandden.

Dat verhaal, en de onuitgesproken moraal over klassenverschillen, ging er bij mij in als een banaan met slagroom op 3 oktober. Ik hoorde het verhaal van andere studenten, maar het heeft ook regelmatig in de Leidse kranten gestaan. Het gaat over misdaad, al is die minder ernstig dan de berichten en rechtbankverslagen over moorden. De overeenkomst die ik hier wil uitlichten, is dat het verhalen zijn met een moraal, en dat zowel die verhalen als die moraal gekleurd worden door oude, vaak onbewuste voorbeelden en vooroordelen. Want verhalen over misdaad zijn niet alleen gebouwd uit feiten, maar ook uit frames en folklore.

Esmee en Goeie Mie

‘Nieuws’ is vaak ‘ouds’. Het is – niet alleen voor journalisten – lastiger om feiten te herkennen die niet sporen met je verwachtingen en vooroordelen. Dat werkt door in de selectie van nieuws: zo hebben misdaadslachtoffers een grotere kans op meer en op sympathieke publiciteit als ze passen in het plaatje van het ‘ideale slachtoffer’. Die term gebruiken criminologen wel voor iemand die door journalisten en door het grote publiek zonder aarzelen wordt herkend als een slachtoffer dat ons medeleven verdient.

Iemand als Roodkapje: een onschuldig meisje, op weg door het bos met een humanitaire missie, belaagd door een monster, de boze wolf. De veertienjarige Esmee, die op oudejaarsdag dood werd gevonden in een parkje aan de Melchior Treublaan, is – hoe cynisch het ook klinkt – een ‘ideaal slachtoffer’. De verdachte, haar 32-jarige turnleraar, is een ‘ideale dader’.

Ill. Arpad Schmidhammer, 1904 (New York Public Library, CC0)

Misdaadslachtoffers voor wie we minder makkelijk empathie voelen, krijgen meestal minder ruimte in het nieuws. Denk aan moord en doodslag tussen criminelen, maar ook aan andere slachtoffers aan de rand van de samenleving: prostituees, daklozen, drugsverslaafden, asielzoekers.

Die stereotypen zijn bouwstenen van frames: de kleine theorietjes en vuistregels waarmee we complexe zaken begrijpen en communiceren. Frames spelen niet alleen een rol in de selectie van nieuws, maar ook in de presentatie ervan. Het portret van daders en slachtoffers kan worden gemodelleerd naar het frame. Het beeld van de gifmengster Maria Catharina Swanenburg, beter bekend als Goeie Mie, werd tijdens het navertellen, zelfs al voor haar veroordeling in 1885, extra zwart gemaakt.

Zo werd over Mie verteld dat ze zelfs haar eigen kinderen en haar ouders had vergiftigd. In werkelijkheid overleed haar eerste kind aan cholera. Van het tweede is de doodsoorzaak onbekend. Maar in het negentiende-eeuwse Leiden was de kindersterfte zo hoog dat een vroege dood geen reden is aan moord te denken. Mie’s vader en moeder overleden waarschijnlijk aan ouderdom, bij sectie op hun lichamen werd geen gif gevonden.

Goeie Mie in de beklaagdenbank, 23 april 1885. Tekening Victor de Stuers (Nationaal Archief)

Balpenmoord

Niet alleen journalisten worden beïnvloed door frames, ook bij de politie spelen die een rol. In 1991 kwam een Leidse vrouw van 53 om het leven in haar huis. Bij sectie werd in haar schedel de doodsoorzaak gevonden: een BIC-balpen die via haar oog haar hersens was binnengedrongen. De zaak staat nog steeds bekend als de ‘Leidse Balpenmoord’. Maar accurater is de Leidse Balpen-affaire, want ze viel terwijl ze een balpen in haar hand hield.

Maar volgens de politie was het een poging ‘de perfecte moord’ te plegen.  Door met een kruisboog een balpen door haar oog te schieten hoopte de dader dat niemand het projectiel zou vinden – hier betreden we weer het terrein van fictie, folklore, geruchten en stereotypen. Om de perfecte moord te plegen moet je heel intelligent zijn – en dat waren de verdachten ook! Haar ex-man was hoogleraar, haar kinderen studeerden. De verdenking vestigde zich op de zoon. Op zijn middelbare school was in een vriendengroepje wel eens gesproken over de perfecte moord, wist een amanuensis de politie te vertellen. Ik ontleen dit aan het dit jaar verschenen boek van de rechtspsycholoog Peter van Koppen, De som van alle bewijs.

Die speculaties werden gerapporteerd door de pers, en meer dan dat, ondersteund. Toen de rechtbank nog uitspraak moest doen, nam de toenmalige adjunct-hoofdredacteur van het Leidsch Dagblad in een column alvast een voorschot op het vonnis: als het vrijspraak werd, had de zoon van het slachtoffer volgens deze journalist de perfecte moord gepleegd.

In 1995 werd de zoon veroordeeld tot 12 jaar cel, in 1996 werd hij in hoger beroep vrijgesproken. De verdenking berustte op tunnelvisie. En op stereotypen, aannames en geruchten.

Het Leidsch Dagblad over de ‘Balpenmoord’

Wonen in verhalen

En hoe zat het nu eigenlijk met die hete centen die corpsstudenten strooiden zodat de Leidse jeugd er z’n vingers aan brandde? Ja, dat is echt gebeurd, maar: het was van oorsprong geen corporaal, Leids, of zelfs exclusief Nederlands gebruik, en het raakte al in onbruik aan het eind van de negentiende eeuw. Ja, er is zelfs in 1961 nog een Leidse student voor veroordeeld (boete: 30 gulden), maar dat was een heel late uitzondering.

Het verhaal over die gloeiende muntje leeft nog steeds. Het wordt nu vaak verteld met een vleiende moraal: dat we in Leiden die tijd van scherpe tegenstellingen tussen rijk en arm, en tussen studenten en burgerbevolking, achter ons hebben gelaten. Het is verleidelijk om te denken dat we in die verhalen de stad zelf hardop horen praten, en verhalen horen vertellen waarin uit feiten en fantasieën, dagdromen en nachtmerries, de Leidse identiteit vorm krijgt. We wonen in die verhalen, die ouder zijn dan wij.

Tegelijkertijd kunnen we zelf iets aan die verhalen bijstellen – door ze niet klakkeloos verder te vertellen, door ze kritisch te onderzoeken, door er nieuwe verhalen aan toe te voegen. Iedereen kan dat doen: journalisten, onderzoekers, alle Leidenaars. Een soort narratieve stadsvernieuwing. (Wist u trouwens dat het broodje aap dat Leiden het laagste gemiddelde IQ heeft van alle Nederlandse steden, is ontstaan in de tijd van de stadsvernieuwing eind jaren zestig? Maar dat is weer een ander verhaal.)

Dit is een sterk verkorte versie van de P.J. Bloklezing die ik op 3 november 2022 hield in het Leidse Academiegebouw. De P.J. Bloklezing wordt georganiseerd door de Historische Vereniging Oud Leiden, de Universiteit Leiden en het Leidsch Dagblad. Deze samenvatting verscheen op 3 november in de Gazet van Leiden, een eenmalige krant, uitgegeven in het kader van Leiden European City of Science 2022.

Bronnen
  • Burger J.P. (2014). Monsterlijke verhalen. Misdaadsagen in het nieuws en op webforums als retorische constructies. Diss. Leiden.
  • Burger J.P. & Steen B.S. van der (2018). Studenten strooien hete centen voor het volk. Stedelijke identiteit en de geschiedenis van een omstreden herinnering in Leiden (1841-2016). Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis 15(1): 66-88.
  • Christie, N. (1986). The ideal victim. In: E.A. Fattah (red.), From crime policy to victim policy (pp. 17-30). Basingstoke: Macmillan.
  • Glasbergen, S. (2019). Goeie Mie. Biografie van een seriemoordenares. Leiden: Primavera Pers.
  • Van Koppen, P. (2022). De som van alle bewijs. Scenario's in strafzaken. Amsterdam: De Kring.
  • Vanderveen, G. N. G. (2011). Trial by media. Stereotypering van daders en slachtoffers. In: Muller, E. R., Schuyt, P. M., van der Woude, M. A. H., & van der Leun, J. P. (red.), De Vogel Vrij, 423-434. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

    De woordspeling en het inzicht dat 'nieuws' vaak 'ouds' is: Galtung, J., & Ruge, M. H. (1965). The structure of foreign news: The presentation of the Congo, Cuba and Cyprus crises in four Norwegian newspapers. Journal of peace research, 2(1), 64-90 (p. 67).
  • sluiten

    Leave a Reply

    Your email address will not be published. Required fields are marked *