« Het Getal van het Beest
Sage en waarheid in protesten tegen Jezusfilms (2009) »

Kidnapgevaar in pretparken: de slang in het kinderparadijs

Sinds begin jaren negentig duikt in Nederland met tussenpozen het verhaal op dat er in een pretpark of ander kinderparadijs kinderen worden ontvoerd. Het verhaal trof achtereenvolgens Disneyland Parijs, de Efteling en IKEA. Het verhaal verscheen in een periode van toenemende zorg over de veiligheid van kleine kinderen. Dat het juist deze bedrijven trof, is de tol van de roem: deze verhalen zoeken de marktleider op, een verschijnsel dat bekend staat als het Goliath-effect

De Efteling is in meer dan één betekenis een sprookjespark. Allereerst is de amusementsgigant in Kaatsheuvel natuurlijk bekend als de plaats waar sprookjes werkelijkheid worden voor kinderen, maar sinds de zomer van 1998 speelt het park ook zelf een rol in een van de meest verontrustende volksverhalen van de laatste jaren.
Het is een taai verhaal: de volgende versie bereikte me op 2 juni 1999, per fax. Het zou een vriend van een collega van de schrijver zijn overkomen:

Een gezellig dagje naar de Efteling met je gezin. Grote drukte, je kent dat wel. Op een gegeven moment is een van de kinderen weg. De ouders stappen naar een personeelslid toe om te vragen of kan worden omgeroepen dat het kind ergens naar toe moet gaan. Het personeelslid slaat echter meteen groot alarm: politie en directie worden gewaarschuwd. De ouders moeten mee naar de uitgang en moeten heel goed opletten. Waarschijnlijk heeft hun kind andere kleding aan en zit het haar anders, is het verhaal. En ja hoor, plotseling roept een kind `papa, papa’, haar haar is afgeknipt en ze heeft andere kleren aan.

Zo’n op het nippertje verijdelde ontvoering heeft nooit plaatsgevonden in de Efteling, aldus de directie van het park en de plaatselijke politie. Toch wordt dit verhaal in heel Nederland verteld. Sterker nog: het wordt over de hele wereld verteld, alleen speelt het zich volgens buitenlanders niet af in de Efteling, maar in een Italiaanse of Duitse supermarkt, of in het Amerikaanse Disneyland. Het is een schoolvoorbeeld van een moderne sage, een genre volksverhaal dat ook bekend is als broodje aap, stadssage of urban legend.
Asfaltsprookjes zijn deze verhalen ook wel genoemd, maar een sprookje is toch iets anders. Sprookjes gaan over avonturen die lang geleden en ver weg gebeurd zijn, toen de dieren nog konden spreken, in een land ver van hier. Natuurlijk wemelen ook sprookjes van de ontvoerde, vermoorde, opgegeten en te vondeling gelegde kinderen. Drie van de vijf meest geliefde sprookjes van Nederlanders, zo bleek in 1999 uit een enquête door de Efteling en onderzoeksbureau Inter/View, zijn Sneeuwwitje, Roodkapje en Hans en Grietje – drie klassiekers over kinderleed. Toch heeft zo’n gruwelverhaal een andere uitwerking wanneer je het als echt gebeurd hoort vertellen, niet over een land ver van hier, maar over een gezin van drie straten verder.
Waarom wordt zo’n verhaal uitgerekend over ons nationale kinderparadijs de Efteling verteld? Het antwoord luidt dat dit verhaal de tol van de roem is: het bevestigt, paradoxaal genoeg, de bijzondere plaats die dit sprookjespark inneemt in de harten van Nederlanders. Maar om duidelijk te maken hoe dit verhaal in 1998 in Kaatsheuvel belandde, moeten we eerst een uitstapje maken naar het verleden.

Stamboom van ontvoeringsverhalen

Het verhaal over de ontvoerde kinderen is een moderne sage, net als het verhaal over de oude dame die haar hondje in de magnetron stopt om het te drogen na een wasbeurt, en dan een miljoen dollar schadevergoeding eist van de magnetronfabrikant. Of dat over de mensen die een zielig hondje meenemen van vakantie in Portugal, waarna thuis blijkt dat het hondje een rat is.
De vertellers verzekeren u dat deze verhalen waar gebeurd zijn. Ze zijn er zelf niet bij geweest, maar kennen via-via betrouwbare getuigen. De hoofdpersonen zijn vrienden van vrienden: een collega van een neef, de buurman van de zwager van de kapster.
Zeker als je zo’n verhaal voor de eerste keer hoort, maakt het door zijn precisie een buitengewoon overtuigende indruk. Wát zeg je? Het zoontje van de buurvrouw van de groenteboer? In de Efteling!? Maar dan hoor je het nog een keer, en blijkt het zoontje een dochtertje – van de werkster van de buurvrouw van de bakker. Enzovoorts: zoals bij alle verhalen die mondeling worden overgeleverd, veranderen bij moderne sagen de details voortdurend, al blijft de plot verrassend stabiel.
En ze komen niet uit het niets: ze hebben allemaal voorouders, zusters en neven. De Efteling-geschiedenis is een verhaal met een stamboom. Wat volgt is een ruwe schets van de belangrijkste takken.

Een aantal vertellers wist wie de ontvoerders uit de Efteling waren. Uit de eerder aangehaalde fax:

Later blijkt dat bendes Roemenen op deze manier kinderen ontvoeren: ze spreken de kinderen aan in het park, beloven ze van alles en nemen ze mee. Vervolgens worden ze dan verkocht. Ook in Eurodisney zou dit soort dingen gebeuren. De ontvoerders maken steeds deel uit van goed georganiseerde criminele bendes.

Volgens sommige versies van het verhaal worden de kinderen verkocht door handelaars in menselijke organen. Zij ontdoen hen van hun nieren en verkopen die aan schatrijke patiënten die een donornier nodig hebben.
Moderne sagen over gestolen nieren doen al meer dan vijftien jaar de ronde en als we het motief iets abstracter formuleren, blijkt de geschiedenis nog veel ouder. Want verhalen over kinderen die geroofd en gedood worden om een rijke lijder aan een ernstige ziekte te genezen, zijn al minstens tweeduizend jaar bekend, zoals de volgende voorbeelden, die ver uiteenliggen in ruimte en tijd, illustreren.

* Over keizer Constantijn werd verteld dat het bloed van kleine kinderen hem zou kunnen genezen van zijn melaatsheid. Hij weigerde die remedie, en werd door God beloond met een wondergenezing.

* In mei 1750 braken in Parijs rellen uit, omdat het gerucht ging dat de politie kinderen oppakte. De kinderen werden opengesneden, zei men, en bloedden leeg in een bad, omdat koning Lodewijk XV alleen door hun bloed van zijn ziekte kon genezen.

* Ook in het achttiende-eeuwse Antwerpen was het gerucht bekend. Ouders maakten daar hun kinderen bang met de ‘bloedkaros’. In een prachtige koets, getrokken door vier paarden, zit een rijke dame, die kinderen die laat buiten spelen lokt met snoep en de belofte dat ze op haar kasteel met haar dochter mogen spelen. Als ze hen niet kan lokken, sleurt ze hen naar binnen. In haar kasteel worden hun grote tenen afgehakt en bloeden ze leeg in een bad voor een koning die aan een ernstige ziekte lijdt en alleen kan worden genezen met het bloed van kinderen onder de zeven.

* In onze tijd zaaide een soortgelijk verhaal paniek in Colombia, Guatemala en andere Latijns-Amerikaanse landen. Vaak gaat het om buitenlanders, met name Amerikanen, die door de sloppenwijken zouden rijden in een zwart busje (dat in andere versies rood of wit is) en kinderen roven omwille van hun nieren of hoornvliezen. Volgens een bekende variant worden die kinderen ook weer bij hun ouders thuisbezorgd, een nier armer, maar duizend dollar zakgeld rijker. Deze verhalen kregen in de jaren negentig wereldwijd bekendheid door enkele televisiedocumentaires, maar berusten grotendeels op geruchten en moderne sagen.

* Het verhaal over de ontvoering van een kind in een pretpark, dat in 1998 de Efteling trof, wordt al sinds 1992 verteld over EuroDisney (tegenwoordig: Disneyland) bij Parijs. In deze moderne sage, zoals die wordt verteld in Nederland, Zweden, Frankrijk, Zwitserland en vele andere landen, verdwijnt een kind voor kortere of langere tijd, wordt het verdoofd teruggevonden en blijkt het een nier te missen.

In de laatste sage is een directe voorganger te herkennen van het Efteling-verhaal. Maar er zijn er meer.

Zigeuners als kinderrovers

De tot nu toe genoemde verwanten van het Eftelingverhaal draaien allemaal rond gestolen organen en bloed. Maar ook andere elementen uit de Eftelingsage vertonen verrassende parallellen met sagen uit andere landen. Een daarvan staat onder verzamelaars van moderne sagen bekend als ‘De mislukte ontvoering’, een verhaal dat is opgetekend in Europa, Australië, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten.
In de Verenigde Staten doet al enkele decennia het verhaal de ronde over een moeder die met haar kind naar de shopping mall of naar een warenhuis gaat, of naar Disneyland. Als ze het kind even uit het oog verliest, verdwijnt het. Als voorzorgsmaatregel sluit het personeel alle uitgangen, om vervolgens een zoektocht te beginnen. Uiteindelijk wordt het kind teruggevonden op het toilet, in het gezelschap van de ontvoerders. Zij hebben haar haar afgeknipt en haar andere kleren aangetrokken.
Van deze ‘mislukte ontvoering’ bestaat ook, verrassend genoeg, een veel vroegere, vaderlandse variant. Het geroofde kind dat een gedaanteverandering ondergaat, is in Nederland al minstens zo oud als 1911. In een kinderboek uit dat jaar, Het volkslied van Christine Vetter, wordt ene Kareltje bedwelmd en ontvoerd door een zigeunerhoofdman. In de woonwagen van de zigeuners treft Kareltje hetzelfde lot als de kinderen in de Efteling: ‘Binnen in den wagen onderging het arm kindje een algeheele verandering […] zijn krullebolletje werd zoo kaal mogelijk geschoren […] het geheele lichaampje werd ingewreven met een groenachtig vocht, dat na opdrogen aan de huid een donkerbruine, echte zigeunerkleur gaf.’
Kareltje was niet het enige slachtoffer: zigeuners die kinderen ontvoerden waren aan het begin van de twintigste eeuw een populair thema in kinderboeken. De overtuiging dat zigeuners kinderrovers zijn, behoorde tot ver in deze eeuw tot de algemene ontwikkeling van de gemiddelde Nederlander. Inmiddels zijn kinderrovende zigeuners in Nederland bijgezet in het griezelkabinet van achterhaalde en politiek incorrecte stereotiepen; hun rol is overgenomen door – bijvoorbeeld – Roemeense nierenrovers.
In andere landen echter, zoals Italië, is de zigeuner als kinderdief nog verrassend actueel. In de jaren negentig woedde er van Napels tot Venetië een epidemie van moderne sagen die tot in details het inmiddels bekende scenario volgden: in een supermarkt raken ouders hun blonde kind kwijt. De directie laat alle uitgangen afsluiten en het gebouw doorzoeken. Het kind wordt teruggevonden in een toilet, in het gezelschap van twee zigeunerinnen, die zijn hoofd hebben kaalgeschoren, zijn gezicht donker hebben gekleurd en hem andere kleren hebben aangetrokken. In een andere versie wordt het kind teruggevonden als de moeder het hoort huilen onder de rok van een zigeunerin.

Journalist verzint ontvoering: de affaire-Haerynck

De twee zojuist geschetste takken van de stamboom, ‘De gestolen nier’ en ‘De mislukte ontvoering’, ontmoeten elkaar in een variant die in de tweede helft van 1996 veel publiciteit heeft gekregen in Nederland en die vermoedelijk heeft bijgedragen aan het ontstaan van de Eftelingversie.
Op 28 september 1996 publiceerde de Volkskrant onder de kop ‘Kleine meisjes moeten zwijgen’ een paginagroot artikel van de Vlaamse freelance-journalist Jan Haerynck. Hij vertelde het relaas van de tienjarige Nadja Wepper uit het Duitse Düren, die in januari 1996 verdween tijdens een uitstapje naar Disneyland bij Parijs. Na een nacht van martelende onzekerheid voor haar ouders werd Nadja de volgende ochtend verdoofd teruggevonden in een van de hotels in het pretpark. Ze was onherkenbaar toegetakeld: haar blonde haar was kortgeknipt en zwartgeverfd, haar blanke huid donkerbruin geschminkt. Het enige dat Nadja zich kon herinneren was dat ze op het toilet was ontvoerd door een man met zwart krulhaar en een piratensnor.
En dit was niet de eerste ontvoering, aldus Haerynck. Een meisje uit Gent was op dezelfde manier toegetakeld en bijna het park uitgesmokkeld. De persvoorlichter van Disneyland, Eric Servier, had losgelaten dat er niet minder dan een maal per maand een kind in de problemen raakte. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen, zoals een toegangsverbod voor een aantal bij de directie bekende pedofielen.
Na de publicatie liet Disneyland de Volkskrant weten geen Nadja Wepper te kennen. Sterker nog: ook monsieur Servier was in Parijs onbekend. Jaap Jongbloed voltooide de ontmaskering in het TROS-programma Vermist: het hele gezin Wepper uit Düren bestond niet – Haerynck had het verhaal verzonnen. Pas toen kwam uit dat Haerynck ook bij vorige opdrachtgevers (Esquire, het Parool, de Vlaamse krant De Morgen) een reputatie bezat op het gebied van creatief schrijven. En dat er ook in zijn andere Volkskrant-reportages opvallend veel niet traceerbare informanten optraden.
Wat in de publiciteit over deze canard onderbelicht bleef, was dat Haerynck de plot van zijn reportage niet zelf had verzonnen, maar ontleende aan de hedendaagse verhaalfolklore. Hoewel het niet te bewijzen valt, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat hij op zijn beurt met zijn prominente publicatie die folklore over kinderrovers ook versterkt heeft.

Van keizer Constantijn tot Disneyland Parijs, en van Kaatsheuvel tot Colombia: telkens hetzelfde verhaal, maar net even anders. Het lijkt onwaarschijnlijk dat het verhaal telkens opnieuw wordt uitgevonden. Eerder is het alsof er een soort reservoir van sagen bestaat, waaruit wij putten als de tijd rijp is. Ergens smeult het vuur, en soms laait het op. Waarom werd de Efteling, die toch al langer bestaat dan vandaag, daar nu het slachtoffer van? Omdat de tijd rijp is voor griezelverhalen over kinderen.

Maatschappelijke context: toenemende zorg over jonge kinderen

De Nederlandse samenleving is zich de afgelopen decennia steeds meer zorgen gaan maken om het welzijn van jonge kinderen. Pas in het begin van de jaren zestig, bijvoorbeeld, kregen artsen oog voor het bestaan van kindermishandeling, en de aandacht voor seksueel kindermisbruik (met name binnen het gezin) dateert uit de jaren zeventig. Ouders maakten zich natuurlijk ook vroeger al zorgen over ‘kinderlokkers’, maar de vraag: ‘Wat moet er na hun straf met pedofielen gebeuren?’ staat pas sinds kort op de maatschappelijke agenda. Het lijkt haast onvoorstelbaar dat pedofilie in de jaren zeventig nog heel even het aura van vooruitstrevendheid heeft gehad. Of dat de firma Praktica in 1979 nog voor haar camera’s kon adverteren met een foto van een naakte peuter en de slogan: ‘Pak ze met je Praktica.’
Die ontwikkeling wordt weerspiegeld in moderne sagen, die uiteindelijk voortbrengselen zijn van diezelfde samenleving. Sagen over gevaar voor kinderen zijn er altijd geweest, maar ze lijken nu een nieuwe top van populariteit te bereiken. Er zijn er meer dan die over de gestolen nier: over de krankzinnige babysitter die een baby in de oven legt, over ouders die hun kindje voordat het gedoopt wordt te lang onder de hoogtezon leggen, en over tatoeageplakplaatjes met LSD erin. De laatste doet al jaren de ronde in de vorm van een waarschuwende kettingbrief.
En dan zijn er nog de verhalen uit Oude Pekela (1987), over massale maar nooit opgemerkte ontvoeringen van kinderen, en in 1999 de paniek in Emmer Compascuum over onderwijzers die in ‘sekskelders’ onder de school kinderen zouden misbruiken. Ook deze verhalen hebben tal van internationale parallellen en trekken de aandacht van folkloristen.
Verhalenepidemieën over gevaar voor jonge kinderen kwamen in Nederland voor de jaren tachtig niet voor. In de jaren vijftig en zestig loerden de misdadigers in de toenmalige moderne sagen op jonge vrouwen die ontvoerd werden uit bioscopen en paskamers, en ten prooi vielen aan handelaars in blanke slavinnen. En in de jaren zeventig deden er griezelverhalen de ronde over jongeren en drugs. Nu zijn in sagen over drugs de slachtoffers die het meest tot de verbeelding spreken kleine kinderen die – bijvoorbeeld – aan een plakplaatje likken en daardoor verslaafd raken aan LSD.
De verschuiving van volwassen naar jeugdige slachtoffers valt ook waar te nemen binnen de sage over de gestolen nier. Toen dat verhaal opdook in Nederland, in het begin van de jaren negentig, ging het over volwassenen die in het buitenland – vaak in Parijs – van een van hun nieren werden ontdaan. Daarna volgde de variant waarin een kind tijdelijk verdwijnt in EuroDisney.

De tijd is dus rijp voor gruwelsagen over kinderen, maar waarom moet zo’n verhaal zich juist in de Efteling afspelen? Waarom hebben wij nooit iets gehoord over ontvoerde kinderen in het Land van Ooit, Duinrell, Avonturenpark Hellendoorn of Six Flags? Dat heeft alles te maken met de tol van de roem.

Waarom juist dit bedrijf? Het Goliath-effect

Moderne sagen zijn nog niet zo lang object van onderzoek. Ze zijn lang over het hoofd gezien: de volkskundigen staarden zich blind op uitstervende verhalen en tradities van oudere plattelandsbewoners. In zijn megaroman Het Bureau schetst J.J. Voskuil een aanstekelijke karikatuur van onderzoekers die zich vooral bezighouden met zaken als de rituelen rond de nageboorte van het paard.
Inmiddels hebben volkskundigen – die zich nu liever etnologen noemen – meer oog gekregen voor modernere tradities – de medewerkers van het Amsterdamse Meertens Instituut, dat model stond voor Het Bureau, deden de afgelopen jaren ook veldwerk in de multiculturele Utrechtse wijk Lombok, bijvoorbeeld. En ook moderne sagen trekken nu veel bekijks bij academici: de gegevens over de verwanten van het Eftelingverhaal had ik niet kunnen verzamelen zonder een beroep te doen op het werk van Amerikaanse, Italiaanse en Franse onderzoekers van moderne sagen.
Folkloristiek is geen natuurwetenschap, maar heel soms ontdekken folkloristen iets dat wel een echte wet lijkt. Bijvoorbeeld het verschijnsel dat moderne sagen en geruchten over bedrijven en produkten de neiging hebben om de bekendste namen en merken op te zoeken.
De Amerikaanse socioloog en folklorist Gary Alan Fine heeft dat fenomeen het Goliath-effect gedoopt. Fine zette alle Amerikaanse sagen en geruchten over bedrijven en merken die hij kon vinden op een rijtje en hield een enquête om na te gaan hoe bekend ze waren. Daaruit bleek dat het percentage geruchten over het leidende bedrijf of product op een bepaalde markt groter is dan het marktaandeel van dat bedrijf of product: met andere woorden, de grootste namen krijgen meer dan hun deel als het gaat om sterke verhalen.
Daarom bestaan er meer geruchten over McDonald’s dan over Burger King, meer geruchten over cola dan over andere frisdranken, en meer geruchten over Coca-Cola dan over concurrerende cola’s. De reden daarvoor is dat mensen die een gerucht over een product doorvertellen, de naam invullen die hen het eerst voor de geest komt. Wie aan fast food denkt, denkt aan McDonald’s, ook bij geruchten, dat is nu eenmaal de schaduwzijde van het succes.
Een ander deel van het Goliath-effect is daardoor het verschijnsel dat geruchten ‘overstappen’ van een minder bekend naar een bekender merk. Het gerucht dat hamburgers gemaakt zouden worden van regenwormen (ik hoorde het ook in Nederland vertellen), ging eerst over de hamburgers van de relatief onbekende keten Wendy’s en maakte toen de overstap naar McDonald’s, om daar te blijven hangen.

Het Goliath-effect in Nederland

Ook in Nederland doet het Goliath-effect zich gelden. Wat is het bekendste parfum? Ik denk dat Chanel no. 5 een goede kans maakt voor die status. Daarvan wordt verteld dat het zijn kenmerkende geur krijgt door kattenzweet (en dat daar tienduizenden katten voor worden gemarteld).
De bekendste vaderlandse snackbarketen? Over de Febo wordt verteld dat de naam een afkorting is van ‘Felix-Bonzo’: het katten- en hondenvoer dat in de snacks verwerkt wordt. In werkelijkheid komt het van FErdinand BOlstraat, de Amsterdamse straat waar de bakkerij was gevestigd die aan de wieg van de keten stond.
Over het product van de frisdrankengigant Coca-Cola hoorde ik in Nederland onder meer dat biefstuk erin oplost, dat roestige spijkers weer glimmend worden als je ze in de cola laat liggen en dat munten en tanden zijn opgelost na een nachtje in cola. Een glas cola met een aspirientje zou een krachtig lustopwekkend middel zijn: een lezeres van een van mijn boeken meldde me een gerucht over een discotheek in Den Haag, waar jongemannen Chefarine 4 in de cola van aantrekkelijke meisjes zouden doen om zich van willig gezelschap voor de nacht te verzekeren.

Het bekendste pretpark van Europa is EuroDisney, dat al twee weken na de opening het slachtoffer werd van geruchten over ontvoerde kinderen, die ook in Nederland doordrongen. En toen het gerucht zich aan een Nederlands bedrijf hechtte, kon dat alleen de Efteling zijn, vanouds de naam waar Nederlanders het eerst aan denken als het om pretparken voor kinderen gaat – het bedrijf gaat prat op een naamsbekendheid van 98 procent en is al jaren een van de populairste bestemmingen voor een dagje uit. In 2001 trok het park 3,1 miljoen bezoekers (waarvan 40.000 op een topdag in augustus), in 2002 was het met 3,4 miljoen bezoekers de best bezochte attractie van het land. In 2003 kozen de lezers van het ANWB-blad De kampioen het sprookjespark in Kaatsheuvel tot attractie van het jaar. Het zijn lauweren die er niet om liegen. Maar maximale bekendheid, toch een van de doelen van elke marketingafdeling, heeft dus ook zijn nadelen in het uitgestrekte sprookjesbos buiten de muren van de Efteling.

Vier jaar later: het ontvoeringsverhaal treft IKEA

2002 was geen topjaar voor Ikea in Nederland. In augustus bezweek het dak van het filiaal in Amsterdam Zuid-Oost door hevige regen. In december legden afpersers bommen bij de vestigingen in Sliedrecht en Amsterdam. Maar de ellende begon al in juni, met het verhaal dat er uit de ballenbakken van Ikea kinderen werden ontvoerd.
Een bezorgde moeder vertelde het verhaal op 1 juli op het forum van de website Ouders Online (www.ouders.nl):

Wat ik nou weer heb gehoord! (geen broodje aap, echt gebeurd). Kennissen van ons gingen vorige week met hun dochtertje van 2 jaar naar de Ikea in Utrecht. Dat is goed geregeld met de kinderopvang denk je dan. Het kind krijgt een sticker met een nummr er op, en de ouder ook een sticker met hetzelfde nummer er op. Dus kan alleen de eigen ouder het kind ophalen denk je toch. Nou, na een uur kwamen ze hun dochtertje weer halen. Nergens te vinden! De leidsters natuurlijk ook overstuur. Overal gezocht. Nergens te vinden. Bewaking e.d. er bij geroepen. Uiteindelijk vonden ze het kind in de toiletten, waar 2 buitenlandse mannen haar haar kort hadden geknipt en bezig waren haar andere kleren aan te doen!!! Kun je je voorstellen wat die van plan waren!?! Wat als ze net iets later waren geweest? Was hun kind naar het buitenland ontvoerd? En waarom? Ik ben erg geschrokken van dit verhaal. De Ikea ook trouwens. Politie is er ook druk mee bezig. De mannen spraken geen Nederlands of deden net alsof ze het niet konden en hebben nog niks gezegd.

Het verhaal werd verteld over verschillende IKEA-vestigingen en als ontvoerders werden zowel Polen als Surinamers genoemd, moslims en – ook in Nederland, toch – zigeunerinnen. Hoewel een dergelijke ontvoering nooit had plaatsgehad, nam IKEA toch maatregelen: ‘Ikea neemt het zekere voor het onzekere’, aldus BN / De Stem en andere regionale kranten op 1 juli 2002. ‘Vanwege “wilde verhalen over een poging tot ontvoering van een kind” heeft Ikea Nederland het personeel van alle vestigingen in ons land gevraagd extra alert te zijn. Als een moeder haar kind kwijt is of als een kind huilend naar de ouders loopt te zoeken, moeten de werknemers volgens een afgesproken systeem de winkel uitkammen. Via twee tegengestelde routes wordt de zaak doorzocht. Ook wordt bewaking bij de ingang geplaatst zodat geen kind de zaak kan verlaten.’

De slang in het kinderparadijs

Waarom trof deze sage IKEA en bleven andere warenhuizen buiten schot? Het Goliath-effect doet ook hier zijn invloed gelden, maar het is niet de enige verklaring. Zeker: IKEA is de Goliath onder de woonwarenhuizen. Anno 2003 verscheen de nieuwe catalogus in een oplage van 5,6 miljoen exemplaren – een voor elke voordeur in Nederland die niet voorzien is van een reclamewerende sticker. En elke week bezoeken 260.000 Nederlanders de Zweedse meubelgigant. De woordvoerster claimt een naamsbekendheid van tussen de 94 en 96 procent voor het bedrijf.
Toch is bekendheid niet alles: waarom heeft een mutatie van het ontvoeringsverhaal zich niet gehecht aan grote namen als V&D of de Bijenkorf? Het unieke en ambigue imago van IKEA levert een ander deel van de verklaring. IKEA presenteert zichzelf nadrukkelijk als een winkel voor het hele gezin, waar ouders in alle rust hun keuze maken terwijl de kinderen spelen in de ballenbak, een noviteit die in 1978 samen met de eerste IKEA-winkel in Nederland verscheen. ‘Breng je kinderen bij onze bewaakte speelhoek mét ballenbad. Doe dan rustig je inkopen en iedereen is gelukkig’, aldus de IKEA-website, die de speelhoek ook een ‘kinderparadijs’ noemt. IKEA is je vriend: ook de in alle uitingen consequent volgehouden je-stijl bepaalt het imago.
Ondanks die reclame praten ouders ook over de ballenbak van IKEA als een plaats om kinderen te dumpen. Dat leidt tot gevoelens van schuld en tot wantrouwen jegens de aanbieder van het kinderparadijs. Dezelfde gevoelens spreken uit de sagen over onbetrouwbare babysitters, die in het ergste geval onder invloed van drugs de baby in de oven leggen.
Het ontvoeringsverhaal is bovendien niet de eerste uiting van publiek wantrouwen jegens IKEA. De nazi-sympathieën die oprichter Ingvar Kamprad in zijn jeugd koesterde, bezorgden het concern onwelkome publiciteit. Dat IKEA weigerde te onderhandelen met de vakbonden was evenmin reclame.
Pijnlijker nog voor de reputatie van het bedrijf waren de herhaalde beschuldigingen dat IKEA profiteerde van kinderarbeid. In 1998 en 1999 voerde de Socialistische Partij met succes actie bij alle Nederlandse IKEA-vestigingen, onder andere met videoschermen waarop klanten films over de vervaardiging van Ikea-producten konden zien. Duizenden klanten vulden gele en later rode kaarten in om het concern tot verandering aan te zetten. ‘Een heel effectieve campagne,’ aldus Rob van Tilburg, auteur van een studie over conflicten tussen bedrijven en opinie-organisaties. ‘Opinie-organisaties maken gebruik van dezelfde marketingtechnieken als de bedrijven. Ze kiezen iets waarmee een bedrijf zich profileert en leggen de nadruk op iets wat daarmee contrasteert. Juist bij Ikea waar je eerst langs de ballenbakken moet, komt het verwijt kinderarbeid hard aan.’ (NRC-Handelsblad, 19 juni 2002)
Ook de moderne sage over de ontvoeringen kan gezien worden als een reactie op het kind- en gezinsvriendelijke imago dat IKEA nastreeft. Hoe luider een bedrijf het paradijs belooft, hoe harder het publiek gaat zoeken naar de slang.

Eerder verschenen als ‘Hoe de Efteling het slachtoffer werd van het Goliath-effect. De taaie levenskracht van moderne sagen.’ In Olivier Rieter en Ineke Strouken (red.), Spiegeltje, spiegeltje aan de wand. Over sprookjes, broodje-aap en andere volksverhalen.Utrecht: Centrum voor Volkscultuur, 2004.

Bronnen
Dit artikel is gebaseerd op een lezing die ik hield op het sprookjescongres in de Efteling, 25 september 1999. De geciteerde fax ontving ik van Vincent Brongers uit Den Haag. De moderne sage over de Efteling in de krant: Algemeen Dagblad ('Roddels treffen Efteling', 11 juli 1998); Haarlems Dagblad ('Geruchtenstroom plaagt Efteling', 11 juli 1998); De Limburger ('Sterk verhaal uit de Efteling bereikt Limburg', 6 aug. 1998); Reformatorisch Dagblad ('Sprookje', 14 sept. 1998); Nederlands Dagblad ('De Efteling is één sprookje liever kwijt', 19 dec. 1998). Nederlandse moderne sagen over gestolen nieren en vele andere onderwerpen behandelde ik in De gestolen grootmoeder. Sagen en geruchten uit het moderne leven (Amsterdam, 1996). Over de Parijse rellen in de achttiende eeuw: Arlette Farge en Jaques Revel, Logiques de la foule. L'affaire des enlèvements d'enfants Paris 1750 (Parijs, 1988). De urban legends-specialist Jan Harold Brunvand schrijft over de Amerikaanse variant van de mislukte ontvoering in The choking dobermann (Londen, 1987, pp. 78-82). De uitvoerigste studie naar dit verhaaltype (in Engelstalige literatuur bekend als 'The attempted / aborted abduction') deed JoAnn Conrad, in ‘Stranger danger: defending innocence, denying responsibility.’ In: Contemporary Legend, New series, vol. 1, 1998, pp. 55-96. Franse varianten worden behandeld in Véronique Campion-Vincent en Jean-Bruno Renard, De source sûre (Parijs, 2002, pp. 264-266). Zie over de Italiaanse zigeuners Paolo Toselli, La famosa invasione delle vipere volanti e altre leggende metropolitane dell'Italia d'oggi (Milaan, 1994, pp. 149-164). Zie over Kareltje en andere kinderen die het slachtoffer werden van zigeuners Jean Kommers, Kinderroof of zigeunerroof? Zigeuners in kinderboeken (Utrecht, 1993). De meest gezaghebbende studie over orgaanroofverhalen is Véronique Campion-Vincent, La légende des vols d'organes (Parijs, 1997). Over de affaire-Haerynck schreef ik 'Vals nieuws', in Wetenschap, Cultuur en Samenleving, mei/juni 1997. Zie verder Joeri Boom en Sander Pleij, 'Broodje Haerynck.' De Groene Amsterdammer, 4 december 1996, pp. 8-9. Veranderingen in de perceptie van de gevaren die kinderen bedreigen, zijn het onderwerp van de studie Threatened children. Rhetoric and concern about child-victims (Chicago/Londen, 1990), door de socioloog Joel Best. Zie over kinderen als onderwerp van mediahypes ook Chas Critcher, Moral panics and the media (Buckingham etc., 2003, pp. 155-163). Gary Alan Fine analyseerde het Goliath-effect in zijn boek Manufacturing tales. Sex and money in contemporary legends (Knoxville, 1992, pp. 141-163). De IKEA-sage in de krant: Utrechts Nieuwsblad (‘Ikea let extra op de kinderen’, 1 juli 2002; vrijwel identiek ook verschenen in De Twentsche Courant Tubantia, De Gelderlander, BN / De Stem en de Haagsche Courant); Haagsche Courant (Rob Edens, ‘Zeg, heb je het ook al gehoord’, 12 juli 2002); Eindhovens Dagblad (Corrie de Leeuw, ‘Ikea geplaagd door hardnekkig “broodje aap”. Kinderontvoeringen uit ballenbak “onzinverhaal”’, 24 juli 2002). Over het imago van IKEA: ‘Karel Berkhout, ‘Icoon-bedrijf kwetsbaar voor acties’, NRC-Handelsblad, 19 juni 2002; Dafna Holtzer, 'Ikea is een uitgelezen doelwit', Algemeen Dagblad, 5 december 2002; ‘Ikea: bewonderd, maar ook verguisd’, De Twentsche Courant Tubantia, 5 december 2002; ‘Iedereen een Ikea-gids’, Algemeen Dagblad, 6 september 2003. Op het forum van de website Ouders Online (www.ouders.nl) werd van 1 juli 2002 tot en met 3 augustus een – soms verhitte – discussie gevoerd over de Ikea-ontvoeringen.
sluiten

2 thoughts on “Kidnapgevaar in pretparken: de slang in het kinderparadijs

  1. Prachtig deze verhalen, ik heb ze ALLEMAAL als ECHT!!! horen vertellen,
    HRGR:
    Johan Karelse

  2. Haha, wat een verhelderend en geruststellend artikel. Kwam er net terecht door te googlen op ‘ontvoering + pretpark’ omdat mijn vader afgelopen kerst vertelde dat de dochter van een medevrijwilliger de schrik van haar leven had gehad toen haar dochter verdween in ponypark slagharen (geen goliath). Verhaal bleef me bezig houden en heb er letterlijk enkele nachten slecht van geslapen als moeder. Park vergrendeld en zij werd terug gevonden met andere kleren bij de uitgang, nader begeleiding van vreemden. Politie erbij etc. Het hele verhaal dat ik hier als sage terugvind… Ga deze site zeker even doorsturen naar mijn vader :-)) Ben benieuwd naar zijn reactie!

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *