Een arme arbeider vindt een mandje met een baby en neemt de vondeling mee naar huis, terwijl hij al acht kinderen heeft. Maar dan ontdekt hij in het mandje een kapitaal aan bankbiljetten. En een briefje: het geld is voor degene die de baby in huis neemt. Van de achttiende tot in de twintigste eeuw stonden zulke verhalen in allerlei versies in de krant onder koppen als ‘Een schatrijke vondeling’. Zo vaak dat journalisten ze zelf gingen wantrouwen: ‘Nog steeds doet de legende de ronde dat er ontelbare malen vondelingen zijn gevonden, die aan hun vinders fortuin brachten.’
Verhalen over te vondeling gelegde baby’s die een onverwachte beloning bij zich hebben voor hun weldoeners, haalden in allerlei varianten het nieuws: als horror, als melodrama, als slapstick. We beginnen met horror.
‘Dezer dagen werd een kind aan de rand van een weg, welke door het bos van Sarrebourg loopt, te vondeling gelegd.’ Zo begint het bericht dat in februari 1851 verscheen in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en andere dagbladen. De baby had honderd frank bij zich, een briefje dat de vinder meer geld beloofde, en een bewaker: in het kreupelhout verscholen hield een man in de gaten wie het kind zou meenemen. De eerste die verscheen, was een veldwachter, die de vondeling inspecteerde, het geld in zijn zak stak en voor de bewaker kon ingrijpen het kind met zijn hoofd doodsloeg tegen een boom.
Nadat de veldwachter het lijkje had begraven, kreeg hij de andere man in het oog, die deed alsof hij hout had gehakt. De veldwachter arresteerde hem wegens diefstal en nam hem mee naar de burgemeester. Daar werden de rollen omgedraaid: de bewaker beschuldigde de veldwachter van moord. ‘Het bewijs daarvan,’ zei hij, ‘vindt men in uw zak.’ Waarop de veldwachter naar verluidt zijn misdaad bekende.
Een jaar later drukte de NRC het verhaal nog eens af, met andere hoofdpersonen en een andere toedracht, maar nu om de lezers te waarschuwen dat het een broodje aap was:
Door een der Amsterdamse bladen is bij gerucht medegedeeld, dat een dragonder een te vondeling gelegd kind zou hebben gevonden, in welks klederen een paar bankbiljetten waren gestoken, benevens een briefje, inhoudende het verzoek om het kind voor dat bedrag aan te nemen en op te voeden; voorts dat de dragonder het geld genomen, doch het kind in het water geworpen zou hebben; en eindelijk dat van twee heren, die dit van verre hadden gezien de een in het water gesprongen en het kind gered en de ander de dragonder gevat en aan de bevoegde macht overgeleverd had. Op grond van ingewonnen berichten kunnen wij verklaren dat dit bericht van alle grond ontbloot is. (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 3 feb. 1852).
Rechtszaak
Het oudste sterke krantenverhaal over een vondeling dat ik toe nu toe vond, stond op 26 september 1767 in de Leeuwarder Courant, en verscheen rond die tijd ook in andere Nederlandse kranten. Het gaat om een ‘zeldzaam geval […], waarin de goedhartigheid van een ‘arme boer naar waarde beloond is geworden’. De boer was in dienst bij een pachter, en had voor hem een vracht naar Parijs gebracht. Toen hij met zijn kar terugkwam bij de slagboom van het land van zijn meester, stond daar een man met een langwerpige doos. Die moest de boer heel voorzichtig – want er zat iets breekbaars in van grote waarde – naar zijn baas brengen. Voor zijn moeite kreeg hij een kroon.
De pachter opende de doos en zag een pasgeboren baby – een geschenk waar hij niets van wilde weten: hij zou het kind het liefst te vondeling leggen. Maar de boer was uit ander hout gesneden. ‘De boer, meer menslievendheid en mededogen bezittende dan zijn meester, zeide: “Wil jij ‘t niet hebben, dan zal ik het de kost geven. Wij hebben onze kleine verloren, en nou zal ik deze voor mijn eigen kind houwen, we zullen daarom niet te armer wezen.” Daarop bracht hij het wicht bij zijn vrouw, die het terstond aan de borst leide, en met een recht moederlijk hart koesterde.’
In de doos vond het boerenechtpaar een beurs met honderd goudstukken en een briefje: degenen die het kind goed verzorgden konden later op een nog grotere beloning rekenen. Toen hij dat hoorde, kreeg de vrekkige pachter spijt: hij eiste het kind en het geld terug, maar de boer weigerde. Het kwam tot een rechtszaak, die werd beslist in het voordeel van de onbaatzuchtige boer.
Zeventien jaar later, op 17 juli 1784, publiceerde de Leeuwarder Courant het verhaal nog eens, met de opmerking dat het voor veel lezers een welkome afwisseling zou zijn tussen alle zwaarwichtige berichten over politiek.
Slapstick
De volgende variant verleent het gegeven een komische draai. ‘Sedert enige dagen houdt zich de stad Smyrna met een gebeurtenis bezig, die men in een roman verwachten zou, maar van het begin tot het einde letterlijk waar is, gelijk ten minste verzekerd wordt.’ Zo begint een bericht in de Rotterdamsche Courant van 9 mei 1855. Een Duitse muzikant verdient in het Russische Smyrna met moeite het brood voor zijn grote gezin. En dan bevalt zijn vrouw van een tweeling.
Zijn vrouw smeekt hem het niet te doen, maar nog dezelfde nacht gaat hij de pasgeborenen te vondeling leggen bij het klooster. Maar hij heeft de klopper nog niet aangeraakt of de poort zwaait open en de portier springt naar buiten, grijpt hem bij zijn kraag en bijt hem toe: ‘Schelm, ben je daar nu alweer? Is kinderen te vondeling leggen jouw beroep?’ Hij roept iets naar binnen en krijgt een baby aangereikt, die hij de muzikant in zijn handen drukt. ‘Pak aan – die heb je een half uur geleden gebracht.’ En de poort slaat dicht.
Daar staat de muzikant nu, met drie baby’s in zijn armen. Zijjn vrouw is zo blij dat haar tweeling weer terug is dat ze nummer drie er graag bij neemt. In de doeken van het laatste kind vindt ze tot haar verrassing een bankbiljet van vijftig pond, een brief die de belangrijkste bankier van Smyrna opdracht geeft om de pleegouders van het jongetje elke maand een som geld te geven die groot genoeg is om het hele gezin te onderhouden, en het verzoek hem zo lang te verzorgen tot zijn ouders hem terugvragen.
Hetzelfde verhaal, maar dan over een schoenlapper uit het Italiaanse Triëst, stond in 1937 op de kinderpagina van de Gooi- en Eemlander: ‘Ik ga je vandaag een heel oud verhaal vertellen dat nog in de overlevering van de stad Triëst voortleeft. De vaders vertellen het aan hun kinderen en als de kinderen later zelf volwassen geworden zijn, vertellen ze het weer aan hun kinderenden dus moet het wel echt zijn, denk je ook niet?’
Speelfilm
Het gegeven van de arme man die zijn kind te vondeling gaat leggen, maar huiswaarts keert met twee kinderen, haalde uiteindelijk ook de bioscoop. Het is het begin van het toneelstuk Les deux orphelines (de twee wezen), van de Franse schrijvers Adolphe d’Ennery en Eugène Cormon. Dit melodrama over twee weesmeisjes in het Parijs van de Franse revolutie is sinds de première in 1874 talloze malen vertaald, bewerkt tot roman en opera, en verfilmd. Deze zomer werd het nog opgevoerd in Nederland.
Hieronder is het verhaal te zien in de eerste minuten van de stomme film Orphans of the storm (D.W. Griffith, 1921):
Legende
Terug naar de kranten. Het viel de journalisten zelf ook telkens weer op: dit verhaal stond wel verdacht vaak in de krant. ‘Nog steeds doet de legende de ronde dat er ontelbare malen vondelingen zijn gevonden, die aan hun vinders fortuin brachten,’ schreef Tubantia in 1933. ‘De meeste mensen geloven er niet aan en stellen zich eerder op het standpunt, dat men deze legende heeft uitgedacht om de vondelingen aan vinders te helpen.’
Vervolgens diste de journalist met smaak een nieuwe variant op. Een arme Poolse boer had op een koude decemberdag een huilend babytje gevonden op een landweg. Het kind had twee loten voor de loterij bij zich. ‘Mijn laatste’, had de moeder er ‘met bevende hand’ op geschreven. Op een van de loten viel een prijs van 40.000 zloty. ‘Een reusachtig vermogen voor een arme landbouwer!’
‘Deze geschiedenis is geen legende,’ verzekerde Tubantia, ‘doch wij garanderen de waarheid ervan.’
Dank aan Atty de Waard, die me op Twitter op de gruwelversies uit 1851 en 1852 attendeerde en zo de aanzet gaf tot deze verzameling.
Toch blijven dit mooie verhalen.
Jammer genoeg geloof ik niet in sprookjes ….
Vrolijke groet,