Een van de populairste werken over mythologie is, al meer dan een eeuw, De Gouden Tak (The Golden Bough) van Sir James George Frazer. Reis rond de wereld in negenhonderd pagina’s, rariteitenkabinet en monument van negentiende-eeuwse leunstoelantropologie. Wetenschappelijk achterhaald, maar nog steeds een inspiratiebron voor kunstenaars en andere mythenminnaars.
Voor hun regenrituelen bewaren de Dieri in Midden-Australië altijd een voorraadje voorhuiden die zijn weggenomen bij de besnijdenis. De Arabieren in Noord-Afrika echter smijten als remedie tegen droogte een heilige man in een put, terwijl de Feloupes in Senegambia hun fetisjen over de akkers slepen tot het gaat regenen.
Zo zapt sir James George Frazer in zijn antropologische evergreen The golden bough negenhonderd pagina’s lang de aardbol rond: van een tovenaar bij de Wotjobaluk-stam die iemands deken van buidelratbont roostert om de eigenaar ziek te maken naar de Giljaken in Oost-Siberië, die touwtje springen voor zij een beer doden, naar de Wagogo, de Matabele, de Angoni, de Ta-ta-thi, de Wawamba en nog duizenden andere stammen en volkeren.
In 1995 verscheen Frazers meesterwerk uit 1890 voor het eerst in het Nederlands. Wat is deze duizelingwekkende verzameling uitheemse zeden en gewoonten nog waard, meer dan honderd jaar na de eerste druk? De gouden tak is monumentaal, fascinerend en volkomen achterhaald.
Kamergeleerde
Het bijbeldikke boek is om te beginnen een monument van negentiende-eeuwse kamergeleerdheid. Frazer, die bij zijn leven (1854-1941) bekend stond als een kenner van primitieve volkeren, waagde zich zelden buiten de academische muren van Cambridge. Verder dan Griekenland reisde hij niet, en daar kwam hij alleen voor de ruïnes en het landschap, niet voor de volksgebruiken. De classicus Frazer was een groot talenkenner (hij las zelfs Nederlandse boeken over Indonesië), maar leerde nooit een ‘primitieve’ taal. De culturen waar hij zo veel pagina’s over volschreef, kende hij alleen uit boeken.
Raadselachtig vruchtbaarheidsritueel
De Nederlandse uitgave van De gouden tak is de verkorte editie: in 1922 vatte Frazer zijn twaalfdelige studie samen voor de lezers die door de bomen het bos niet meer zagen, laat staan die ene gouden tak waar het allemaal om begonnen was. Het boek begint met de beschrijving van een raadselachtig ritueel. In het heilige woud van Nemi, niet ver van Rome, stond een boom die gewone stervelingen niet mochten aanraken. Alleen een weggelopen slaaf mocht er een tak van afbreken – de gouden tak. Lukte hem dit, dan mocht hij de priester van het heiligdom in het bos uitdagen tot een tweegevecht. Als de nieuwkomer erin slaagde de priester te doden, nam hij zijn plaats in en wachtte op de volgende uitdager.
In de beschaafde omgeving van het oude Rome doet deze barbaarse procedure volgens Frazer aan als ‘een rots uit de oertijd die oprijst in een gladgemaaid gazon’. Voor Frazer was het de sleutel tot de werking van de primitieve geest. Alle elementen – de tak, het woud, de opvolgingsregel – vond hij terug in samenlevingen van Vuurland tot Siberië. Vlaamse processies waarbij reuzen worden rondgesjouwd, de druïden die met een gouden snoeimes de maretak afsneden, priesters van de antieke godin Cybele die zichzelf castreerden, alles is koren op de molen van Frazer en illustreert zijn centrale stelling: het oerritueel is een vruchtbaarheidsritueel. De priester of de koning die het welzijn van de gemeenschap belichaamt, moet gedood worden en in de gedaante van een ander herrijzen, zoals de natuur ieder jaar sterft en weer tot leven komt.
Magie, religie en wetenschap
Dat het lot van de koning verbonden is met de kringloop van de seizoenen is een vorm van magisch denken, net als het vertrouwen van de Dieri in de invloed van voorhuiden op regenwolken. Magie wil voor Frazer zeggen: de natuur beïnvloeden door voorgeschreven handelingen uit te voeren (gooi een heilige man in een put en het gaat regenen). Het is de primitiefste vorm van denken. Volgens Frazer kregen snuggere inboorlingen na verloop van tijd door dat magie vaak niet werkte en ontwikkelden ze een nieuw systeem: religie. De religieuze mens heeft het idee laten varen dat hij de natuur rechtstreeks kan beïnvloeden. In plaats daarvan smeekt hij hulp af van hogere machten, bijvoorbeeld door offers. Religie wordt op haar beurt vervangen door wetenschap. Gewapend met wetenschap legt de mens zijn wil op aan de natuur – net als de magiër, maar nu met een juist begrip van oorzaak en gevolg.
Religie, het christendom incluis, is dus voor Frazer een gepasseerd station op de weg naar ware wetenschappelijke kennis. Dat de kruisdood en opstanding van Christus hun oorsprong hebben in Oosterse vruchtbaarheidsmythen stipt hij in enkele bladzijden aan, voor het overige mag de lezer zelf zijn conclusies trekken. De gouden tak is ook een polemiek met het christelijk geloof.
Kritiek op Frazer
Je hoeft zelf geen gelovige te zijn om deze kijk op magie en religie eenzijdig te vinden. Door de bril van zijn negentiende-eeuwse vooruitgangsgeloof ziet Frazer magie en religie als theorieën, die bij voldoende tegenbewijs worden vervangen door betere. Magie, religie en wetenschap zijn voor hem louter concurrerende systemen om de wereld te verklaren en te benvloeden. Daarmee wordt het oordeel over verschillende wereldbeschouwingen gereduceerd tot het antwoord op de vraag: waar of niet waar, rationeel of irrationeel? Frazer lijkt blind voor het feit dat religie de wereld niet alleen verklaart, maar ook zin geeft aan het leven en dat rituelen ook middelen zijn waarmee een gemeenschap zichzelf bijeenhoudt.
Deze verwaarlozing van de sociale functie van mythen en riten is al sinds het begin van de twintigste eeuw een van de belangrijkste punten van kritiek op De gouden tak – samen met Frazers fixatie op vruchtbaarheidsrituelen, zijn geringe waardering voor veldwerk en de onkritische manier waarop hij vertekende waarnemingen van missionarissen en koloniale ambtenaren gebruikte.
De vergelijking van losse onderdelen van culturen, die Frazer als de kracht van zijn methode zag, is voor de antropologen die na hem kwamen juist zijn zwakte: zij wilden weten hoe die onderdelen functioneerden in hun context. Ruth Benedict schreef in al 1934 dat vergelijkende antropologie à la Frazer een monster van Frankenstein creëerde, ‘met een rechteroog uit de Fiji Eilanden, een linkeroog uit Europa, een been uit Vuurland en een uit Tahiti, en alle vingers en tenen uit weer andere streken.’
Apocalypse now
Zulke bezwaren hebben de populariteit van De gouden tak niet geschaad: door zijn sonore stijl, zijn kleurrijke schetsen van bizarre gebruiken en zijn alomvattende verklaringen voor de ontwikkeling van de menselijke geest werd Frazer de lieveling van een groot publiek. Freud las Frazer voor Totem en taboe, T.S. Eliot liet zich door hem inspireren voor zijn beroemde grote gedicht ‘The waste land’ en ook in de poëzie van Hugo Claus is een scheutje Frazer te proeven. In Coppola’s Vietnam-epos Apocalypse now staat The golden bough in de kast bij Marlon Brando alias kolonel Kurtz, de koning die moet sterven. Frazer is algemeen bezit geworden.
Als wetenschappelijk werk heeft De gouden tak zichzelf overleefd, als literatuur is het nog steeds leesbaar, al zullen weinig lezers de moed opbrengen het van kaft tot kaft door te werken. Dit boek over mythen is meer en meer zelf een mythe geworden, een oceaan van verhalen waarin het prettig dobberen is. In boekhandels is het vaak te vinden op de planken met New Age-literatuur. Maar dat hoefde de rationalist Frazer gelukkig niet meer mee te maken.
Grappig, zit er net over te lezen in Mary Beard & Jihn Henderson, De ontdekking van Arcadië, Amsterdam: Athenaeum 2010. ‘Uiteindelijk stortte [Frazers] hele bouwsel volledig in, maar het immense apparaat van verzamelde ‘kennis’ bleef overeind.’
Dank voor deze leestip.
Vriendelijke groet,