Een wielrenner probeert de dopingcontrole te misleiden door schone urine van zijn vrouw in te leveren. We hebben goed nieuws voor u en slecht nieuws, luidt de uitslag: het goede nieuws is dat u geen doping heeft gebruikt, het slechte dat u een kind gaat krijgen. Wie was die wielrenner?
Dopingschandalen en dopingverhalen. De wielersport heeft er al zeker een halve eeuw mee te maken en het beste dopingverhaal is dat van de zwangere wielrenner. Maar wie was dat? Een naam die vaak valt, is die van de Belg Michel Pollentier. Die werd inderdaad betrapt toen hij in de Tour de France van 1978 na een overwinning op de Alpe d’Huez probeerde om schone urine uit een ‘peer’, een rubberen bal die hij onder zijn oksel klemde, in het testflesje te laten lopen. Maar dat was een heterdaadje, dus testen, laat staan op zwangerschap, was overbodig.
Polleke
Dat het verhaal bleef kleven aan Pollentier, ook bekend als Polleke en – sinds die dag in 1978 – Peerke, heeft een verrassende reden: in een bekende radiosketch over doping is de hoofdpersoon de Belgische wielrenner Polleke. Deze profetische tekst (te beluisteren op Youtube) werd al in 1970 geschreven door Michel van der Plas voor het radioprogramma Cursief; Gerard Cox speelde de Vlaamser-dan-Vlaamse wielrenner Polleke Van den Broecke, de Keizer van Vuilpanne, die telkens aan de controle ontsnapt door urine van zijn zwager in te leveren. Totdat het fout gaat:
En onderwijl zit mijn schoonbroer in ‘t staminee en hoort daar maar steeds op de antenne hoe dat ik van voren lig en dat ik die twee miljoen frank ga pakken, en ‘m begint van puur elan zoveel pinten te vatten dat ‘m vijf minuten voor mijn aankomst gans onbekwaam wordt. En z’n vrouw – ‘t is te zeggen: m’n zuster – ziet ‘m van de cour weerkomen en vraagt ‘m: “Allez Stan, rap, waar is uw water?” En ‘m is gans en al van zinnen en lalt van “Náást den lavabó.” En zij geraakt in den paniek, want daar kom ik al aangesjeesd, en zij denkt: Rap, rap, dan zelf maar gepiest. En bij den arrivee heeft zij gelukkig nog ‘t gekende flesje vol.
Maar allez, gaat gij zeggen, dan is toch alles perfect? Jawel, dat is het. Maar den anderen dag moet ik voor ‘t inrichtend comité verschijnen en daar zie ik diejen Fransen professeur. En ‘m zegt: “Allez, Polleke, proficiat: alwéér geen drog in uw water. En ik heb nog ‘n fameus bericht voor u: Gij gaat een kind bekomen!”
Piet Rentmeester
Begon het verhaal over de zwangere wielrenner dan in de fantasie van tekstschrijver Michel van der Plas? Toch niet: het werd al in 1968 verteld over de Nederlander Piet Rentmeester (Yerseke, 1938), profwielrenner van 1959 tot 1966 en het zingt met zijn naam eraan nog steeds rond onder renners, wielrenfans en wielerjournalisten. [Update 18 feb. 2015:] Het verhaal over Rentmeester stond al in 1965 in de krant Het Volk. Omroep Zeeland interviewde de inmiddels 76-jarige Rentmeester, die bezweert dat hij de zwangere wielrenner niet was. Hij heeft zelfs een brief van een dopingarts die dat bevestigt.
De site van de Nederlandse Dopingautoriteit noemt nog een andere naam: Noël Foré, een Belg die zijn grootste triomfen vierde rond 1960: ‘In de zestiger jaren heeft de wielrenner Noël Foré het plasje van zijn vrouw ingeleverd. Helaas leverde dit niet het gewenste resultaat, want zijn vrouw bleek vier maanden zwanger te zijn… en dus vond met het hormoon HCG in de urine en dat wees erop dat de plas niet door hem was geproduceerd.’
Maar er zijn een paar goede redenen om aan te nemen dat ook Rentmeester en Foré de zwangere wielrenner niet waren. Een ervan is dat er bij dopingcontroles pas sinds 1988 getest wordt op zwangerschapshormonen. Gewone zwangerschapstests reageerden altijd al op hCG (menselijke chorionische gonadotropine), de stof die verraadt dat een vrouw zwanger is. Dopingtests slaan daar pas op aan sinds in de jaren tachtig bleek dat hCG als doping wordt gebruikt.
Een andere reden om de verhalen te wantrouwen, is dat ze uiteindelijk allemaal teruggaan op bronnen van horen zeggen. De Dopingautoriteit kon desgevraagd helemaal geen bron vinden voor het verhaal over Foré.
Sportarts: ‘Een volksverhaal’
Was er wel ooit een zwangere wielrenner? De Vlaamse journalist Paul Keysers dacht een uitstekende bron te hebben voor het verhaal: ‘Dopingfraude leidt soms tot bizarre ontdekkingen’, schreef hij in zijn boek Doping – Het circus van list en bedrog (1993). ‘Zo herinnert de Oostendse controle-arts dokter Gerard Daniëls ons graag aan de brief die hij ooit naar een renner schreef’ – waarna de bekende boodschap volgt.
Als er iemand is die kan weten wie de zwangere wielrenner was, moet het deze Gerard Daniëls zijn: hij was van 1964 tot 1984 bondsarts van de Koninklijke Belgische Wielerbond en in de jaren zeventig en tachtig lid van de antidopingcommissie van het Belgische ministerie van Volksgezondheid. Toen ik hem ernaar vroeg, ontkende Daniëls dat hij ooit zo’n brief geschreven had. Sterker nog, hij had in zijn boek Op pad met wielrenners (1995) al genoteerd dat het een verhaal was dat hij nooit had kunnen natrekken. Het was, aldus Daniëls, een volksverhaal.
Moppen over piskijkers
Het verhaal over de zwangere wielrenner is ouder dan de wielrennerij – ouder zelfs dan de uitvinding van de fiets. In moppen en waargebeurde (?) verhalen worden bedriegers al eeuwenlang betrapt door dokters met een onverwacht scherpe blik. Een Amerikaanse mop uit 1942:
Een jongen die niet in dienst wil, verzamelt om de urinetest te saboteren water van zijn hele gezin. Hij levert het flesje in bij de keuringsarts, die het onderzoekt en nogal in verwarring lijkt. ‘Nou, doc’, zegt de simulant vol verwachting, ‘wat is de uitslag?’ ‘De uitslag is’, zegt de dokter, ‘je vader heeft galstenen, je moeder heeft diabetes, je zus is zwanger, en JIJ gaat het leger in.’
Deze mop over een pastoor en een piskijker werd eind negentiende eeuw opgeschreven door G.J. Boekenoogen:
Pastoor was niet erg wel en zei tegen een knecht: “Jan, je moest toch eens met me water naar de piskijker gaan, want ik weet niet wat me scheelt.” Jan er dus heen, maar het was ver weg en hij moest een dorp door waar het kermis was. Hij kon de lust niet weerstaan om in de herberg eens een dansje te doen; maar hij was bang om zijn fleschje te breken. “O, dat is niets,” zei de kasteleines, aan wie hij vertelde wat er in was; “dat zal ik wel zoo lang bewaren.” Maar zij wilde er een grap mee hebben en goot het fleschje dus leeg en zegt tegen de meid: “Maak jij er nou je water in.” Dat gebeurde en Jan komt bij de piskijker. Die bekijkt het en zegt: “De persoon van wie dit water is moet bevallen, maar is verder niet ziek.” Jan hoort raar op en toen hij thuis komt, heeft pastoor bezoek. Hij wil het niet zeggen. Eindelijk komt pastoor in de keuken, omdat hij het toch absoluut weten wil. Toen zegt Jan het: dat pastoor bevallen moet. Groote consternatie natuurlijk. Eindelijk zeit de meid: “Ziet u nu wel, pastoor, had u mijn zin maar gedaan en had ik ondergelegen, dan zoudt u niet zwanger geworden wezen.”
De zwangere hertog
De geschiedenis van deze verhalen voert ons uiteindelijk terug naar de Middeleeuwen. In de tiende eeuw werkte in het Zwitserse klooster van Sankt Gallen de wijd en zijd vermaarde arts Notker († 975). De kroniek van het klooster vertelt hoe een hertog Heinrich Notker op de proef stelde voordat hij zich aan hem wilde toevertrouwen. Met een bode stuurde hij Notker niet zijn eigen urine, maar die van een dienstmeid. Notker stelde de diagnose, doorzag de list en gaf de bode een brief mee: ‘Heer Hertog, hier is een Godswonder gebeurd: u zult spoedig een kind baren.’ Korte tijd later kreeg de dienstmeid een kind. De hertog beloonde Notker vorstelijk en nam hem aan als lijfarts.
Haha, een hilarische opening en wat een verhalen zeg! Een wielrenner die de urine van zijn vrouw inlevert!
Is nog best een kunst aangezien ze zo’n beetje op je tenen staan bij het plassen, maar deze regel zal wel zijn uitgevonden na deze creatieveling.
Apparently Donell was too young to know the sketch above:
https://www.faz.net/aktuell/sport/mehr-sport/basketball-durch-doping-probe-von-schwangerschaft-erfahren-16320871.html
:-o