Op zoek naar een lift ziet een man uit de mist geluidloos een auto opdoemen, die langzaam tot stilstand komt. Hij opent dankbaar het portier en stapt in. De auto vervolgt zijn weg, maar… de stoel van de bestuurder is leeg. Verstijfd van angst kijkt de lifter toe terwijl de spookauto op een bocht in de weg afrolt. Dan verschijnt door het open raampje aan de bestuurderskant een hand, die het stuur grijpt en de auto de bocht laat nemen. De oplossing van het mysterie blijkt niet bovennatuurlijk: de bestuurder liep naast de auto om hem te duwen.
Zo, maar dan uitgewalst tot een kort verhaal van 1500 woorden, stond deze spookgeschiedenis op 27 juli 1940 in De prins der geïllustreerde bladen. Het slot:
[…] weldra snelde ik den weg op, om te ontdekken, wat er eigenlijk met dien wagen aan de hand was. Het was dezelfde auto, onweerlegbaar, waarin ik den rit gemaakt had. Wederom geen chauffeur achter het stuur maar wel zat een man op de treeplank. Tevoren echter kon deze daar niet gezeten hebben, want op diezelfde treeplank had ik bij het uitstappen gestaan en als de man reeds toen daar gezeten had, zou ik met de deur zijn lichaam boven het middel afgesneden hebben. Getroffen, aarzelend, bleef ik bij den vreemde staan.
“Is… is er iets… met dezen wagen,” stotterde ik ten laatste. De man keek op. “Natuurlijk,” snauwde hij terug, “of dacht je, dat ik voor mijn plezier die kar al een klein uur voortduw.”
Een decennium later drukte het Nieuwsblad van het Noorden een versie van deze moderne sage af door de schrijver Ferdinand Langen (pseudoniem van Egbertus Pannekoek, 1918-2016):
Op het zelfde ogenblik dat ik dacht, nu rijdt de auto van de weg af, nu rijdt zij tegen een boom of zo direct in de sloot, gebeurde er weer iets. En wat er toen gebeurde, was nu niet bizonder geschikt om mij over mijn schrik heen te helpen. Integendeel. Door het open portierraampje tegenover mij kwam een hand naar binnen, gestoken in een leren handschoen. De hand greep naar het stuur, draaide er aan en de auto reed keurig door de bocht. Ik hapte naar adem.
Evolutie
Een oudere versie, eveneens in de ik-vorm maar met minder drama, verscheen al op 15 december 1933 in De Telegraaf. Onder de kop ‘Een spookauto’ vertelt een anonieme auteur hoe hij ‘s nachts in de mist van Haarlem naar Amsterdam rijdt en onderweg een auto zonder bestuurder passeert, die zich voetstaps voortbeweegt. Pas als hij Amsterdam nadert, ziet de verteller auto’s die door gladheid van de weg zijn geraakt en een tweede spookauto: ‘De chauffeur loopt aan den anderen kant in het gras en duwt. Toevallig zie ik hem. Duwen lijkt hem veiliger, zoo glad is het. Nu begrijp ik dien spookauto daarginds. Er is niets geheimzinnigs meer.’
Sagen evolueren en de fittest overleven: de versie waarin de verteller zelf in de spookauto stapt had, ook internationaal, het grootste succes. Zo verscheen het als kort verhaal in 1957 in de Australian Women’s Weekly.
Sinds 2002 is het ook in allerlei varianten te vinden op het internet. Een versie op een Nigeriaans webforum uit 2008 eindigt ermee dat de geschrokken lifter uit de auto springt en zijn schrik wegdrinkt in een café. Een half uur later…
[…] two guys walked into the same beer parlour, wet and out of breath. Looking around and seeing the guy who hitched a lift, the one said to the other, “Look, Tolu, see the idiot that got in the car while we were pushing it.”
Foto Nate Stevens (Flickr, CC BY-NC-ND 2.0)