« De maagd die Bin Laden versloeg
De lifter in de doodskist »

De ontvoerde pinguïn

Veel broodjes aap zijn angstaanjagend en walgelijk, maar sommige komen op je af als een nest jonge katjes. Zoals dit verhaal. Begeleiders van een groep verstandelijk gehandicapten uit Sliedrecht schrikken als ze aan het einde van een uitje naar Artis Arie kwijt zijn. Gelukkig wordt hij na een korte speurtocht gevonden, maar met een natte broek en een stinkende rugzak. Niemand mag zijn tas aanraken en hij wil niet zeggen wat er gebeurd is. In de bus dan maar, en thuis in de woongroep onder de douche. Als Arie langer wegblijft dan anders gaat een van de begeleidsters poolshoogte nemen. Daar staat Arie, onder de douche. Met een pinguïn.

Een collega van mijn moeder

Dit verhaal was in 2006 een hit op Nederlandse internetforums en verjaardagsfeestjes. Plotseling kende iedereen wel iemand die de pinguïndief kende: ‘Haha, dit is geen broodje aap. Is een cliënt waar m’n schoonmoeder werkt.’ ‘Ik was er zelf niet bij maar een collega van mijn moeder was een van de begeleiders.’ In 2009 moest de dierentuin in Emmen journalisten bezweren dat er geen pinguïn was gekidnapt, en in 2010 was de diefstal van een pinguïn uit Artis de kern van de speelfilm Sterke Verhalen.

Voordat het verhaal in Nederland arriveerde, was het al bekend in de Verenigde Staten. Daar bleek het zo hardnekkig dat het New England Aquarium in Boston in 2005 zelfs verslaggevers uitnodigde om samen met de verzorgers de pinguïns te tellen.

De pinguïnkidnap haalde voor het eerst de krant in Engeland, in 1977. The Guardian drukte het als nieuws af onder de kop: ‘Family on zoo outing picked up a penguin.’ Daders waren een meisje en vijf vriendinnetjes uit Dulwich, die zich op de terugweg in de auto opvallend rustig hielden. In New Scientist werd de pinguïn datzelfde jaar gestolen tijdens een schoolreisje.

Dertig jaar later zijn de kinderen die kattenkwaad uithalen veranderd in jongens met adhd of autisme, of – in de meeste versies – jongens of mannen met het syndroom van Down. Pinguïn en pinguïndief: twee aaibare hoofdpersonen.

Dubbele knuffelwaarde

Het verhaal over de pinguïndief combineert een knuffeldier met een knuffelmens: de verstandelijk gehandicapte als nobele wilde. Op webforums is het gekir niet van de lucht: ‘Geweldig vind ik dat, verstandelijk gehandicapt of niet, ze zijn slim genoeg om zo’n beestje mee te nemen. Ik denk dat ik niet boos zou kunnen worden.’  ‘Aah wat lief. Ik bedoel, hij bedoelt het absoluut goed. Wel schattig.’ ‘Ze zijn qua schoolse vaardigheden niet de beste, maar dat betekent niet dat ze meteen dom zijn. Ze zijn hartstikke slim en daarom verbaasd dit verhaal me ook echt niets. Je maakt wat met ze mee hoor.’ ‘Hahaha aah gossie, wel zielig voor die pinquin.’ En: ‘Aaah, ik vind die mensen altijd zooo schattig he.’

Het pinguïnverhaal beschaamt – al is het maar voor de duur van het verhaal – stereotypen over afwijkende lichamen en verstandelijke vermogens van mensen met Down. Dat Arie en de andere pinguïndieven de weg kwijt raken, overmatig zweten, het in hun broek doen, stinken en onbegrijpelijk star vast houden aan hun tas, blijkt schijn. In werkelijkheid zijn ze het gezag te slim af. Een forumbezoekster: ‘Oh heerlijk die verstandelijk gehandicapten! Ze doen dingen die je zelf ook zou willen doen maar niet durft.’

Dat echte pinguïns knuffeldieren zijn, is een gevaarlijk misverstand, zeggen dierentuinwoordvoerders. Ze verzetten zich als je ze oppakt, brengen met hun snavel forse vleeswonden toe en zelfs die geinige vleugeltjes kunnen pijnlijke klappen uitdelen.

En de pinguïndief? Dat echte mensen met Down zich zo gedragen als Arie is in alle forumdiscussies en krantenartikelen door niemand tegengesproken. In het verhaal en in de commentaren lijken ze allemaal op elkaar. Net als pinguïns.

 

Voetnoot: De pinguïn van Michaux

In zijn boek In een handpalm (2008) vertelt de dichter en schrijver K. Michel dat de auteur Henri Michaux in de jaren dertig als dagbegeleider werkte van kinderen met het syndroom van Down. Een van hen nam ooit uit de Parijse dierentuin een pinguïn mee onder zijn jas. De woede en het verdriet van het jongetje toen de pinguïn hem werd afgenomen, inspireerden Michaux tot het gedicht ‘Ik ben gong’, vertaald door Michel.

Verschillende poëzierecensenten vonden dit een ontroerende anekdote en kregen geen argwaan over de waarheid ervan, hoewel de bron die Michel noemde dubieus klonk: de ‘ongeschreven geschriften’ uit het nagelaten werk van Jorge Luis Borges. Borges was inderdaad bevriend met Michaux, maar ook een bekend liefhebber van literaire practical jokes.

Na een vruchteloos uurtje met het verzameld werk van Borges mailde ik Michel zelf maar. Die bevestigde per kerende post dat zijn pinguïnverhaal een Borgesiaanse mystificatie was. De pinguïn van Michaux was een pinguïn van Michel, die met zijn verbeeldingskracht het gedicht van Michaux (‘In het lied van mijn woede bevindty zich een ei’) tegelijkertijd helderder en geheimzinniger maakt.

Bronnen
  • Ariadne (1977). [zonder titel]. New Scientist, 11 aug. 1977, p. 392.
  • Dale, Rodney (1978). The Tumour in the Whale. A Collection of Modern Myths, pp. 134-135. Londen: Duckworth. Family on zoo outing picked up a penguin (1977). The Guardian, 30 sep. 1977, p. 2.
  • Koman, Ruben (2010). Messen in Tropicana en de gestolen pinguïn uit Blijdorp. In: De Blecourt, Willem, Koman, Ruben A., Van der Kooi, Jurjen, en Meder, Theo (red.), Verhalen van Stad en Streek. Sagen en Legenden in Nederland, pp. 411-413. Amsterdam: Bert Bakker.
  • Luis, Janet (2008). Een pinguïn onder de jas verstopt. Recensie van K. Michel, In een handpalm. NRC Handelsblad Boeken, 29 feb. 2008, p. 11.
  • K. Michel (2008). In een handpalm , p. 49-51. Amsterdam / Antwerpen: Augustus.
  • sluiten

    Leave a Reply

    Your email address will not be published. Required fields are marked *