« De ontvoerde pinguïn
Slenderman: het mediummonster leeft »

De lifter in de doodskist

Krakend gaat het deksel van de doodkist langzaam open, en daar verschijnt een tastende hand…  Een scène uit een griezelfilm? Ja, maar ook een vast bestanddeel van een krantenbericht dat al meer dan honderd jaar gerecycled wordt door de wereldpers. Een verhaal dat, net als veel andere broodjes aap, balanceert op de grens tussen horror en humor. Het stamt uit de tijd dat de angst om levend begraven te worden nog wijdverbreid was.

Op 7 maart 1941 stond dit bericht in het weekblad Amigoe di Curacao:

JE KUNT MAAR SCHRIKKEN

Tijdens het vervoer van een doodkist werden een man gedood en een ander zwaar gewond. Een lege doodkist was te Vichy op een bus gezet om vervoerd te worden. Het regende hevig en een boer die bovenop de bus zat, vond het beter in de kist te schuilen. Tijdens de rit kwamen twee burgers ook boven zitten. Onder het gesprek ging eensklaps de deksel van de kist open en vroeg een stem of de regen al opgehouden was. De twee passagiers werden door zulk een panische schrik bevangen, dat zij zonder bedenken van boven de rijdende bus afsprongen. Een was op slag dood en de ander moest zwaar gewond naar het hospitaal gebracht worden. De boer begreep er niets van (Barcelona, A.P. ).

Dit noodlottige ongeval gebeurde volgens de Amigoe in de buurt van het Franse Vichy. Maar een paar dagen later versloeg de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant hetzelfde ongeluk onder de kop ‘Een luguber drama op een straatweg in Spanje’ (12 maart 1941). Het zou gebeurd zijn op de weg van Vic naar Puig-reig, ten noorden van Barcelona. Rijkelijk besprenkeld met de gedachtepuntjes die toen in de mode waren, vertelt de krant:

Langzaam verheft zich het deksel van de kist… spookachtig langzaam…  spookachtig zeker. Een hand komt er uit steken; een hand, die, zoals eens die van wijlen Noach, speurt of het nog regent of dat ‘t droog geworden is. En een stem vraagt — mompelend tot zichzelf: “Is ‘t alweer droog?”

In 1942 deed een identiek misverstand zich voor in het Sudetenland, in 1944 in het Duitse Düren, in 1949 in (de fantasieplaats?) Sasena, in 1953  in Noorwegen, in 1960 in het Indiase Goa, in 1968 in Djakarta, in 1980 in Boeroendi en Hongarije, en in 1999 in Buenos Aires. En dat zijn alleen nog de versies die in Nederlandse kranten hebben gestaan.

Vroegste versie

In de oudste Nederlandse versie die ik kon vinden, komen nog geen lifters voor. Het bericht stond in de Sumatra Post van 28 augustus 1900:

EEN SPOOKGESCHIEDENIS

Een medewerker van een Wener blad verhaalt het volgende: Op een wandeling in het Salzkammergut, werd hij met een paar vrienden door een zware regenbui overvallen en schuilde met hen in het bos onder zwaar geboomte. Daar zagen zij dicht bij hen een doodkist overeind staan, tegen een boom geleund. Zij verwonderden zich, wat dat moest betekenen, en terwijl zij er over spraken, zagen zij het deksel van de kist bewegen en een hand er uit komen, welke terstond weer verdween. Dat gebeurde zo verscheidene malen. De wandelaars vonden het natuurlijk griezelig, maar zij besloten toch de kist eens wat meer van nabij te gaan bezien, zodra de regen zou ophouden. Toen het droog werd stapten zij er heen; maar juist op dat ogenblik ging de kist geheel open en er kwam een flink en volstrekt niet spookachtig jonkman uit, die de kist op zijn rug nam en er mee wegliep. Nu was het raadsel opgelost: een kistenmakersknecht had, door de regen overvallen, geschuild in de kist, die hij moest wegbrengen.

Levend begraven

Dat vermeende doden zich aan hun kist konden ontworstelen, daarvan waren in de achttiende en negentiende eeuw velen overtuigd. De angst om levend begraven te worden – memorabel verbeeld op het schilderij van de schijnbare choleradode aan het begin van dit bericht – dreef sommigen er zelfs toe om hun grafkist te laten verbinden met een bel of telefoon.

Ook aan het begin van de twintigste eeuw gaven Nederlandse artsen elkaar nog tips om gevallen van schijndood te voorkomen. Zou het toeval zijn dat de oudste versies van het krantenverhaal over de levende dode uit die tijd stammen, toen de angst voor schijndood op zijn retour was, maar niet verslagen? Het verhaal roept die angst op, maar is ook geruststellend: gelukkig, het is maar een vergissing, we kunnen erom lachen.

Van horror naar humor

Wat horror was, kan humor worden: het verhaal over de levende dode bestaat ook als mop. In 1974 tekende de volksverhalenverzamelaar Dam Jaarsma een Friese versie op in Hardegarijp. Een ‘skoaijer’ uit Grou klimt in de regen stiekem op een door paarden getrokken lijkwagen en neemt plaats op de kist. Na een tijdje trekt hij het zwarte gordijntje open en zegt tegen de voerlui op de bok: ‘Slecht weer, hè?’ ‘De beiden skrokken har in ûngelok.’

In een nog recentere versie is de doodskist bijna helemaal uit het verhaal verdwenen:

De passagier achter in de taxi wil de chauffeur wat vragen, dus tikt hij de man even op z’n schouder om de aandacht te trekken.
De taxichauffeur geeft een geweldige schreeuw en verliest de macht over het stuur.
Het voertuig mist op een haartje na de tram, ramt bijna de voorpui van een monumentaal bordeel, alvorens op het trottoir tussen tientallen driftig fotograferend Japanners tot stilstand te komen.
Het is even stil in de taxi. Dan zegt de chauffeur: “Meneer, wilt u dat nooit meer doen! Ik ben me dood geschrokken.”
De passagier zegt dat hij niet had geweten dat de chauffeur zo zou schrikken van een klein tikje op z’n schouder.
Waarop de bestuurder zegt: “Het is uw schuld niet hoor meneer, maar vandaag is mijn eerste dag als taxichauffeur. Hiervoor heb ik 25 jaar lijkwagens gereden.”

Dat is humor, maar met een bittertje: de angst voor schijndood mag verdwenen zijn, de angst voor het moment waarop de dood je op de schouder tikt, is van alle tijden.

 

Voetnoot: wie is aansprakelijk?

Omstreeks 1945 krijgt het verhaal over de lifter in de doodkist een juridisch staartje: degenen die in paniek van de auto of bus zijn gesprongen, eisen schadevergoeding. De rechter heeft er nog een hele kluif aan, want wie is aansprakelijk voor de schade: het ‘lijk’, de chauffeur, of de vracht- of busmaatschappij? Een Engels advocatenkantoor oordeelde over zo’n geval dat op de Balkan gebeurd was, dat het slachtoffer het er zelf naar had gemaakt, zodat het rechtsbeginsel volenti non fit inuria van toepassing was: wie willens en wetens het gevaar opzoekt, heeft geen recht tot klagen. Want het is toch algemeen bekend dat in die regio de deksels van doodskisten om de haverklap worden geopend door vampiers?

Bronnen
  • Bondeson, Jan (2001). Buried Alive. The terrifying history of our most primal fear. New York [etc.]: W.W. Norton.
  • Van Everdingen, Jannes en Meulenberg, Frans (1993). Levend de kist in. Intermediair 29, nr. 33, 33-37.
  • Schmidt, Sigrid (2000). Coffins on Cars. Three Namibian Adventures: Some Remarks on the Relationship of Contemporary Legends and Jests. Contemporary Legend NS 3, 45-63.
  • In de Verhalenbank van het Meertens Instituut is dit verhaaltype opgenomen onder de naam 'De stem uit de doodkist'.
  • sluiten

    Leave a Reply

    Your email address will not be published. Required fields are marked *