« Het wolfsmeisje van Zwolle
Zeeslangen en komkommers: woorden voor nepnieuws rond 1900 »

De klont in de pap

Autoriteit lokt spot uit, en voor veel Nederlanders was en is een dominee een autoriteit. Maar niet overal: op de preekstoel had de dominee het voor het zeggen, maar als hij op huisbezoek ging, waren de rollen omgedraaid. Als de nieuwe zielenherder ook nog uit een andere sociale laag komt dan zijn gemeenteleden, liggen komische misverstanden helemaal voor de hand.  Zoals in het volgende volksverhaal. Deze versie verscheen in 1913 in Het Volk, Dagblad voor de Arbeiderspartij, onder de ironische kop ‘Pastorale’. 

In ‘t kleine Veluwse dorpje H. was een nieuwe predikant gekomen en nadat dominee des Zondags zijn intreerede had gehouden ging hij er reeds de volgende maandag op uit om, zoals te doen gebruikelijk is, met zijn gemeenteleden kennis te maken.Nu heersen er hij de boeren op de Veluwe nog zeer eigenaardige gewoonten en onze dominee — zo pas groen gras van de Universitelt gekomen — was daarmede natuurlijk niet op de hoogte. Maar gelukkig had zijn voorganger, die jarenlang in H. gestaan had, hem ingelicht en hem o.a. verteld dat, wanneer hij op bezoek was en hem koffie met ‘suukker’ werd aangeboden of wanneer hij werd uitgenodigd om mee te eten, bij zulks niet mocht weigeren, want dat een dusdanige weigering door die mensen als een grote beleediging wordt beschouwd.

Zo komt dominee op zekere dag, vol ‘zoete’ koffie’, bij Harm B., die dagloner is en omdat het twaalf uur en dus etenstijd is, vindt dominee Harm met zijn gehele gezin op ‘t punt om aan tafel te gaan. Dominee wordt natuurlijk uitgenodigd om mee aan te zitten en verklaart dat hij dat gaarne (!) doen wil. Als allen om de tafel gezeten zijn krijgt ieder een soort lepel en vervolgens zet vrouw B. een grote schaal met pap op tafel (‘s zomers in de drukke tijd eten de Veluwse boeren bijna alle dagen — behalve zondags — pap, voor ‘t gemak). Borden evenwel worden niet klaargezet want deze komen alleen bij zeer bijzondere gelegenheden op de proppen. Dominee moet dus zoals ‘t hele gezin de pap uit de als gemeenschappelijk bord dienst doende schaal nuttigen, wat hij nu niet bepaald aangenaam schijnt te vinden en wat ten gevolg heeft dat hij zonder eigenlijk mee te eten, maar een beetje zit te kieskauwen.

Op de vriendelijke aanmoediging van vrouw B. echter om maar goed toe te tasten, neemt hij enige flinke happen, maar… eensklaps is zijn mond in plaats van met pap, gevuld met een grote klont meel, die zijn ontstaan daaraan dankt dat een gedeelte van het voor de bereiding der pap gebruikte meel zich niet met de melk heeft verbonden en zich tot een klont heeft aangezet die nu dominee’s eerwaardige mond vult.

Men begrijpe ‘s mans benarde positie: doorslikken kan hij hem niet; uitspuwen durft hij niet en stuk bijten wil — door de glibberigheid — ook niet lukken.

Maar gelukkig bemerkt Harm het gewurm van dominee en vriendelijk klinkt het van zijn lippen: “Spiet ’em maor uut domanie, ik hed ’em al twee maol in de bek ‘had.”

 
Het gebruik om met het hele gezin uit dezelfde pan te eten was meer iets van de negentiende eeuw, maar leefde nog jarenlang voort in verhalen zoals deze, aldus de Friese verhalenonderzoeker Jurjen van de Kooi. Hij hoorde deze verhalen over dominees op huisbezoek in de jaren zeventig nog vertellen; de oudste versie in zijn verzameling stamt uit 1826. Een van de vertellers is Klazien Rotstein-Van den Brink, die in de jaren tachtig en negentig nationale bekendheid verwierf als kruidenvrouw, schrijfster en orakel Klazien uit Zalk.

Kloeten in de bri’j

In het verhaal van Klazien is de kluit in de pap bedoeld om de dominee af te schrikken. Die is zo’n vrek dat hij geld uitspaart door voortdurend tegen etenstijd bij zijn gemeenteleden aan te kloppen. Vooral bij een adres waar hij kan rekenen op heerlijke pap – bri’j in dialect. Totdat de boer aan zijn vrouw vraagt om met opzet pap te koken met klonten erin: 

Now, kloeten in de bri’j.  Die vrouwe ad andes altied zokke lekkere pap, die kon goed pap koken, want anders ad die domneer d’r natuurlijk ok niet geregeld gaon eten. IJ ad een betien an ’t reuren ewes, en een betien an kauwen ewes, en die boer die ad det wel ezien, die ad d’r zo’n schik van ad. Toe ad de domneer weer zitten kauwen op zo’n bri’jkloete, toe ad die boer ezeg: ‘Oh, det hindert niks domneer, spiej mar uut, gooi mar in de schale. Die eb ik ok al in de mond ad.’

Toe was ’t metiene over, toe kwamp e nooit weer.

Domineesklontje

Het stereotype van de gulzige dominee die zich de beste hapjes wil toe-eigenen, spreekt ook uit verhalen over het domineesklompje of –klontje. Dat was geen klont in de pap, maar het grootste klontje kandij uit de suikerpot. Het lag al klaar voor als de dominee op de koffie kwam – of werd ongevraagd door hem gepakt.

Dominees zelf zagen ook wel tegen dat koffiedrinken op. Maar ze moesten wel: ‘Koffiedrinken is ook evangeliseren’, vertelde dominee Straatsma uit  Zandvoort in 1925. ‘Hoe kritieker het kopje er uit ziet en de koffiekan, met des te meer beslistheid moet de dominee de tractatie aannemen. Kopjes met zwarte duimen, met een lichte griezel leeggedronken, hebben meer dan eens meegeholpen om het ijs te breken en ik geloof dat de Heer, bij zo’n extra-gelegenbeid, de bacillen vooraf wel onschadelijk maakt…’

Over vieze koffiekopjes bestaat een variant van het papklontenverhaal. Dominee krijgt een groezelig kopje aangeboden en drinkt de koffie over het oor, veronderstellend dat de eerdere gebruikers dat niet hebben gedaan. ‘Zo doet mijn oude vader het ook altijd, dominee.’

De dominee, de dokter, de notaris

Deze verhalen gaan altijd over dominees, behalve in deze versie over een andere autoriteit – een arts. Hij werd me in 1996 verteld in een brief van een lezer, de heer H.F.R. Schöyer uit Zoetermeer:

Mijn vader werd rond 1917 als militair arts naar Emmen gestuurd. Er heerste toen een zeer zware griepepidemie in Nederland, en de plaatselijke huisarts was door griep geveld. Om de medische verzorging niet in gevaar te laten komen, zond de regering officieren van gezondheid naar die gebieden die anders medische zorg zouden ontberen.
Emmen was in 1917 een klein gehucht, omgeven door heiden met plaggenhutten en keuterboertjes. Vervoer was moeilijk, en ging over modderpaden en grintwegen onder andere per motorfiets. Zo belandde mijn vader bij een boerengezin dat hulp nodig had. Na de hulp te hebben geboden werd hij uitgenodigd om te blijven eten, nee er werd zelfs zeer dankbaar op aangedrongen.
De maaltijd werd op ouderwets Drentse wijze gebruikt: een grote pan pap op tafel, iedereen een lepel, van kleinkind tot opa, van boerenknecht tot dokter; en maar lepelen met z’n allen. Op een gegeven ogenblik proeft mijn vader iets hards; de tegenover hem gezeten boer ziet dat ‘de dokter’ kennelijk iets vreemds in de pap proeft, en zegt, ‘O, dokter, dat is Opa’s kunsttand, gooi maar weer terug, ik heb hem ook al drie keer gehad.’

 
Dat het in deze versie om een arts gaat, is geen toeval. Dat was een vergelijkbare autoriteit, die net als de dominee bij zijn huisbezoeken een cultuurschok kon ondergaan. ‘De dominee, de dokter, de notaris, / Drievuldig beeld van al wat wijs en waar is’, dichtte Jan Greshoff in 1930. Laat het me weten als u soortgelijke verhalen kent over notarissen of andere notabelen.

Bronnen
  • Versies van 'de klont in de pap' zijn in de Verhalenbank van het Meertens Instituut opgenomen onder catalogusnummer VDK [Van der Kooi] 1742A*.
  • C.H. (1913). Pastorale. Het Volk, 22 oktober.
  • De Haan, Tjaard W.R. ((1974). Smeulend vuur. Groninger volksverhalen. Den Haag: Kruseman, pp. 183-184.
  • Humor op huisbezoek. De glimlach die verkwikt. Algemeen Handelsblad, 9 april 1925.
  • Klèùsien uut Zalk (1984). De spokende kleedwagen; volksverhalen, anekdotes en nog wat. Uitgegeven door Ph. Bloemhoff-de Bruijn en J. van der Kooi. Kampen: IJsselakademie, pp. 57, 146-147.
  • Van der Kooi, J. (1979). Volksverhalen uit Friesland. Utrecht / Antwerpen: Het Spectrum, pp. 33, 226-227.
  • Van der Kooi, J. (1984). Volksverhalen in Friesland. Lectuur en mondelinge overlevering: een typencatalogus. Nedersaksische studies 6. Groningen: Stichting FFYRUG/Stichting Sasland, p. 544.
  • H.F.R. Schöyer uit Zoetermeer, brief aan P. Burger, 30 dec. 1996.
  • sluiten

    2 thoughts on “De klont in de pap

    Leave a Reply

    Your email address will not be published. Required fields are marked *