« Dood kind gevonden in vat zuurkool
Een warme tong likte zijn hand – maar het was niet de tong van zijn hond »

De jeneverdief, of: waarom journalistiek en folklore geen gescheiden werelden zijn

Diefstal is een misdrijf, maar slimme dieven kunnen vaak rekenen op onze sympathie. List en bedrog door Reinaart de Vos en Tijl Uilenspiegel leverden eeuwen lang stof voor volksverhalen en literatuur. Zulke tricksters tref je ook in de krant, in berichten over oplichting die eigenlijk te mooi zijn om waar te zijn. Vandaag volgen we twee van zulke sterke verhalen over dieven van sterke drank naar hun oorsprong in de Middeleeuwen. Maar zijn het wel volksverhalen, of hebben we hier toch te maken met waargebeurde kleine criminaliteit?

Op 18 december 1864 meldde de Nieuwe Rotterdamsche Courant dat een polderwerker zich in Zwolle met een wisseltruc een gratis fles jenever had toegeëigend:

Eenige dagen geleden kwam een polderwerker in een tapperij te Zwolle en vroeg om een flesch jenever; nadat men hem die gegeven had, verborg hij ze onder zijn jas en verzocht dat men hem het bedrag crediteren zoude, hetgeen de tapper evenwel weigerde. De polderwerker beweerde geen geld te hebben, gaf de flesch jenever terug en vertrok. De tapper schonk den volgenden dag een borrel aan een zijner klanten, doch zette een lang gezigt toen hem gevraagd werd of hij nu begon water te tappen; en hij had werkelijk water getapt uit de flesch die hem de polderwerker den vorigen dag, in plaats van de flesch met jenever, had teruggegeven. De tapper zal voortaan alle polderwerkers crediteren.

Het zal de NRC-lezers van destijds niet hebben verbaasd dat de dief een polderwerker was. Polderwerkers of polderjongens waren rondtrekkende arbeiders met een reputatie voor drankmisbruik en criminaliteit. Een paar jaar later, op 5 januari 1867, stond er een ander bericht in de krant over een listige alcoholdief, die het nog vernuftiger aanpakte:

Eenige mijnwerkers nabij Chesterfield (Engeland) waren onlangs voor pleizier uit. Het duurde niet lang, of hun voorraad drank raakte op, terwijl ook hun beurs ledig werd. De aanvoerder van den troep kwam toen op ‘t volgende vernuftige denkbeeld. Hij nam een leêge flesch, die juist een kan vloeistof kon bevatten, vulde die half met water en ging daarmee naar een naastbij gelegen wijnhuis, alwaar hij het liet voorkomen, als of de flesch reeds tot op de helft met jenever gevuld was — en vroeg om nog een halve kan van dat vocht om op te vullen. De jenever werd hierop in de flesch gedaan; naauw was dit geschied, of de vent verklaarde, dat hij den volgenden dag wel zou betalen, hetgeen echter de tapper weigerde, zoodat de halve kan jenever weer uit de flesch genomen werd. Onze held haastte zich toen om de resterende halve kan “jenever met water” in triomf weg te brengen.

Beide oplichterstrucs, de wisseltruc met de flessen water en jenever, en de meer bewerkelijke truc met de fles die half gevuld was met water, zijn opgenomen in catalogi van volksverhalen. Maar waarom eigenlijk? Dit zijn toch nieuwsberichten? Dat klopt, maar het verschil met volksverhalen is minder duidelijk dan je op het eerste gezicht zou denken. We komen de drankdieven en hun listen tegen in sterke verhalen en literaire fictie, als urban legend en als nieuwsbericht. Het verschil is in veel gevallen minder duidelijk dan dat tussen een slok jenever en een slok kraanwater.

Drie gallons whisky

Verhalen over beide oplichterstrucs zijn oud en wijdverbreid. Ze waren in de Verenigde Staten in de negentiende eeuw populair als sterke verhalen. Zo diste het weekblad Spirit of the Times op 27 juli 1850 een anekdote op over de kapitein van een vrachtschip op de  Mississippi die een van zijn mannen de wal opstuurt om whisky te halen. De man vult een vat waar zes gallon in gaan voor de helft met rivierwater en bestelt voor drie gallons whisky. Als de drankhandelaar die in het vat heeft gegoten, bekent de klant dat hij geen geld heeft. De verkoper giet drie gallons terug en de ‘koper’ vertrekt met een vat dat nu anderhalve gallon whisky bevat, gemengd met anderhalve gallon rivierwater – geen pure whisky, maar goed genoeg voor hem en zijn maten. Hetzelfde verhaal, en ook dat over de wisseltruc met de identieke flessen water en sterke drank, werd van 1845 tot 1940 over meer Amerikaanse tricksters verteld.

In dezelfde periode werd het ook verteld in Spanje, Portugal, Bulgarije en Polen. Maar het verhaal is ouder: de oudst bekende Europese versie van beide trucs staat in een Spaanse roman uit 1619. En we kunnen het spoor nog verder terug volgen, naar een ander deel van de wereld. 

Arabisch verhaal

De oudste versie die we kennen is Arabisch, en gaat over een metgezel van de profeet Mohammed, Abū ʿAbd Allāh al-Mughīra ibn Shuʿba ibn Abī ʿĀmir ibn Masʿūd al-Thaqafī – kortweg: Al-Mughira – die bekend stond om zijn schranderheid. Al-Mughira overleed in 670, het verhaal over een van zijn sluwe staaltjes is bekend uit zijn levensbeschrijving die pas driehonderd jaar na zijn dood op schrift werd gesteld. Ik ontleen dit aan het geweldige boek van Ulrich Marzolph, 101 Middle Eastern Tales and their Impact on Western Oral Tradition (2020):

Onderweg met een karavaan naar Al-Hira (het tegenwoordige Kufa in Irak), kregen Al-Mughira en zijn reisgenoten trek in alcohol, maar hun hele kapitaal bestond uit één valse dirham. Al-Mughira wist raad: hij nam twee leren wijnzakken en vulde er een voor een deel met water. In de stad vroeg hij een wijnverkoper de zak aan te vullen met wijn en betaalde met zijn valse munt. De verkoper protesteerde: de wijn was wel twintig dirhams waard! Met het excuus dat hij maar een simpele bedoeïne was, liet Al-Mughira dezelfde hoeveelheid wijn weer teruggieten, zodat in de zak een mengsel van wijn en water achterbleef. Al-Mughira giet het mengsel van wijn en water in een tweede wijnzak, vult eerste weer voor een deel met water, en gaat naar de volgende wijnhandelaar. Door die procedure te herhalen bij alle wijnhandelaars in de stad, heeft hij uiteindelijk een zak vol drank met meer wijn dan water. 

Henri De Braekeleer, Herberg Het Oude Loodshuis, Antwerpen, 1877 (CC0)

Literaire fictie in de krant

De listen van de drankdieven waren ook welkom materiaal voor schrijvers van fictie en voor columnisten. Onder de titel ‘Het goedkoope borreltje’ publiceerden verschillende kranten in 1929 een kort verhaal over de Rus Wanjka Siwoechin, die een fles wodka probeert te betalen met ‘een oude, gescheurde tsarenroebel’. Die wil de waard niet accepteren:

‘Man, broeder, kameraad, je bent niet’ … Beteekenisvol zette de waard een vinger tegen zijn voorhoofd.

‘Je schijnt niet te weten, dat de Tsaar dood is. Zoo’n roebel had waarde, twaalf jaren geleden.’

Wanjka Siwoechin glimlachte droevig en zijn stem huilde, toen hij zeide, dat hij zooeven uit de gevangenis was ontslagen. De waard werd er niet door bewogen en Wanjka Siwoechin moest bekommerd de flesch wodka teruggeven. Diep onder de indruk zag hij toe, hoe de waard de wodka in het vat teruggoot en droevig stak hij de leege flesch in z’n zak. Hoofdschuddend, glimlachend nagestaard door de gasten die gnuifden om den tsarenroebel, verliet hij de kroeg.

Je kunt nu raden hoe het verhaal verder gaat: Wanjka heeft de waard een identieke fles met water gegeven en de fles met wodka in zijn zak gestoken. Hij herhaalt deze procedure een paar dagen lang, tot andere klanten gaan klagen dat de wodka wel erg waterig smaakt en hij tegen de lamp loopt.

In 1934 publiceerde De Telegraaf een kort verhaal van de zeer foute Duitse schrijver Heinz Steguweit, ‘Een liter kirsch’, dat dezelfde truc beschrijft met een verwisselde fles en een ongeldig betaalmiddel. Hierin vraagt de landloper Pepeli een kastelein zijn fles te vullen met een liter Schwarzwalder kirsch, die hij net als Wanjka probeert te betalen met een verlopen bankbiljet:

Pepeli bedankte, kurkte de flesch, stak deze in den zak en vouwde met een hautain lachje een twintigmarkbiljet open, blijkbaar in de verwachting, van den waard nog wisselgeld terug te zullen krijgen. In deze hoop werd hij echter teleurgesteld. Smadelijk zelfs. Want de waard bekeek het twintigmarkbiljet eens wat nauwkeuriger en wierp het toen den plots verschrikten zwerver weer toe: ‘Loop, Pepeli. geef gauw die Kirsch terug; dit is een briefje uit 1910, niet meer geldig. Hoe kom je daaraan.’ De onderkaak van den landlooper zakte omlaag, de oogen vochten rechtschapen met tranen. Pepeli bekende, het biljet in het bosch gevonden te hebben.

Anekdote of nieuwsbericht?

De verhalen over Wanjka en Pepeli worden in de krant gepresenteerd als fictie, maar wat te denken van het volgende tekstje, uit het Algemeen Handelsblad van 18 december 1883?

Een landlooper werd opgepakt; hij was in ‘t bezit van twee gelijke veldflesschen en een valsch stuk geld ter waarde van 25 cents. Hieromtrent ondervraagt, deelde hij mede dat hij, in een dorp komende, altijd een flesch met water vulde en daarop in een herberg de andere met jenever liet vullen. De waard weigerde steeds het 25 centstuk in betaling aan te nemen, en eischte zijn waar terug. Hij reikte daarop den waard de flesch met water over, welke deze dan weer in de kruik als jenever uitstortte. Hij behield dus de jenever en zijn kwartje.

Hoe lazen de abonnees van het Handelsblad dit verhaal, dat in de rubriek ‘Allerlei’ geflankeerd werd door een flauwe mop over twee mannen die samen een paard kopen (‘Als ik rijd, zei de een, loopt gij; als gij loopt, rijd ik. De ander was met deze overeenkomst tevreden.’) en een ernstig nieuwsberichtje over een ambtenaar uit Bremerhaven die van fraude werd beticht? Doordat bronnen, namen en data ontbreken, overtuigt het niet als nieuwsbericht – als je van een nieuwsbericht verwacht dat het dergelijke concrete details bevat.

Andere berichten over jeneverdieven bevatten zulke details wel, inclusief die over rechtszaken en veroordelingen, zodat het aannemelijk is dat de wisseltruc met de fles water wel degelijk in praktijk werd gebracht. In 1908 ruilde ‘een mijnwerker genaamd H. W., wonende in de Kolonie te IJgelshoven’ heimelijk een fles jenever voor een fles water, in 1915 ging ‘een zekere S., onder de gemeente Ambt Delden woonachtig’ er vandoor met een fles jenever in een herberg in Bornerbroek, zodat de volgende klant een glaasje slootwater kreeg voorgezet, in 1929 was de dief een kanaalarbeider en het slachtoffer caféhouder H. op de Grootestraat in Echt, in 1931 liet cafébaas G.B. uit Raalte zich voor de gek houden, en in 1932 sloegen flessentrekkers toe bij een slijter in Utrecht en een kastelein in Deventer.

De dader uit Deventer hoorde de rechter in Zutphen twee maanden cel tegen hem eisen en zag zichzelf terug in een column met verzonnen dialogen – het verhaal was realiteit geworden in Deventer en de realiteit werd weer fictie in Het Nieuws van den Dag:

Hij vulde een flesch met water uit den IJsel en begaf zich naar een kroegje, waar hij in de buffetkast vele flesschen zag gerijd staan als soldaten in het gelid. Hij koos er zich een uit, gevuld met beste jenever en stak haar in zijn zak.

— En mijn centen? vroeg de waard.

— Centen? vroeg de dorstige. Ik heb ze niet. Ik zal je morgen prompt betalen, want dan krijg ik een oom uit Amerika over.

— Dan heb ik liever, dat je de flesch terug geeft, sprak de nauwgezette waard, aldus een nieuw staaltje gevend van het gebrek aan vertrouwen waaraan deze tijd lijdt.

Journalistiek en folklore

We begonnen met twee oplichterstrucs om sterke drank te stelen. De simpelste, de verwisseling van een fles water voor een fles jenever, werd in de negentiende en in de eerste helft van de twintigste eeuw regelmatig gebruikt door flessentrekkers. Het ligt voor de hand dat de daders werden geïnspireerd door verhalen die ze gehoord hadden, of in de krant gelezen. Folkloristen kennen dat proces waardoor een verhaal werkelijkheid kan worden als ostension. De tweede, meer bewerkelijke truc, waarbij de dief een deel van de inhoud van de fles terug giet en een mengsel bemachtigt van jenever en water, leverde goede verhalen op, maar was kennelijk te omslachtig om uit te voeren.

Sommige verhalen over jeneverdieven die kranten afdrukten (en er zijn er veel meer dan ik hier heb aangehaald) zijn duidelijk als fictie bedoeld, andere als verslag van waargebeurde kleine criminaliteit. Daarnaast zijn er de grens- en twijfelgevallen. Journalistiek en folklore zijn geen gescheiden werelden, maar ontmoeten elkaar in de krantenkolommen, waar ze vaak even moeilijk te scheiden zijn als een mengel van jenever en water.

Bronnen
De verhalen over de trucs om sterke drank te stelen komen voor in verschillende catalogi van volksverhalen.
  • Thompson, S. (1957). Motif-index of folk-literature: a classification of narrative elements in folktales, ballads, myths, fables, mediaeval romances, exempla, fabliaux, jest-books, and local legends. Revised and enlarged edition. Vol. 4. Bloomington: Indiana University Press, p. 259. Motif K231.6.2 Trickster gets strong drink by trickery in returning goods. Motif K231.6.2.1 Trickster returns a bottle of water instead of the bottle of rum he has just purchased. K231.6.2.2. Trickster fills his gallon jug half full of water, then has it filled with rum at the store.
  • Baughman, E. (1966). Type and Motif-Index of the Folktales of England and North America. Den Haag: Mouton & Co, p. 39: 1555B The Rum and Water Trade. 'The trickster fills his gallon jug half full of water, then has it filled with rum at the liquor store. When the seller refuses credit, he pours back half the liquid — now half rum and half water. (Sometimes the trickster repeats the operation, getting a richer mixture with each transaction.)'
  • In de index van verhaaltypen door Aarne, Thompson & Uther zijn de verhalen ingedeeld als type 1555B, The Wine and Water Business.

    Verder lezen:
  • Burger, P. (2008). De levenskracht van marginale verhalen over misdaad. Moderne sagen, ostension en culturele criminologie. In Siegel, D., Gemert, F.H.M., van, Bovenkerk, F. (red.), Culturele criminologie, pp. 83-95. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
  • Burger, P. (2014). Monsterlijke verhalen. Misdaadsagen in het nieuws en op webforums als retorische constructies. Den Haag: Boom | Lemma, m.n. hoofdstuk 1, 'Het ongeloof van de onderzoeker. Sagen en geruchten in objectivistisch en retorisch perspectief.'
  • Dorson, R. M. (1959). American Folklore. Chicago: University of Chicago Press, pp. 57-58.
  • Marzolph, U. (2020). 101 Middle Eastern Tales and their Impact on Western Oral Tradition. Detroit: Wayne State University Press, pp. 414-417.
  • Oring, E. (1990). Legend, truth, and news. Southern folklore, 47(2), 163-177.
  • sluiten

    Leave a Reply

    Your email address will not be published. Required fields are marked *