In 1913 werd in Chicago een duivelsbaby geboren. De zuigeling rukte de sigaar uit de mond van zijn vader en kon binnen een dag al lopen en vloeken. Hij had puntige oren, gespleten hoefjes en een staartje. Zes weken lang verdrongen sensatiezoekers en bedevaartgangers elkaar op de stoep van Hull House, een buurthuis voor immigranten, om een glimp van hem op te vangen. Ze vonden er geen duivelskind, maar wel Jane Addams. Een vrouw met een sympathiek oor voor hun verhalen, die zich afvroeg: waarom vertellen mensen zoiets?
De Amerikaanse sociale hervormer, schrijfster, feministe en pacifiste Jane Addams (1860-1935) had Hull House gesticht om arme Europese immigranten te voorzien van een bibliotheek, scholing, werkbemiddeling en kinderopvang. Op een dag in 1913 klopten er drie Italiaanse vrouwen bij haar aan met een verhaal over een duivelsbaby: een vroom Italiaans meisje had, heel onverstandig, een atheïst getrouwd, die een heiligenprent van de slaapkamermuur scheurde en uitriep dat hij nog liever een duivel in huis zag. Voor straf kreeg hij een duivelskind, dat hij afleverde bij Hull House. Toen de dames daar het wilden laten dopen, ontsnapte hij aan hun greep en buitelde hij over de kerkbanken.
Er volgde een stroom van bezoekers, vooral oudere vrouwen, die Addams in diverse varianten het verhaal van de duivelsbaby vertelden. Volgens Joodse vrouwen was de vader een man die al zes dochters had en die zijn zwangere vrouw gedreigd had dat het volgende kind een jongen moest zijn – hij zou anders nog liever een duivel in huis hebben.
Addams noteerde die verhalen en vroeg zich af: waarom vertellen mensen zoiets vreemds? Haar antwoord, dat ze sinds 1914 verkondigde in lezingen, een artikel en boeken, is verrassend modern: vrouwen vertelden het om zich te verzetten tegen huiselijk geweld.
Echo van levensverhalen
De oude vrouwen die in 1913 Hull House bezochten, vertrouwden Addams ook hun levensverhalen toe: verhalen vol rampspoed en geweld. Een van hen herinnerde zich hoe haar vader haar moeder doodstak. Een ander had veertien kinderen gebaard van wie er slechts twee volwassen werden; beide kwamen om bij een ontploffing. Een derde vertelde hoe haar enige overlevende dochter krankzinnig werd nadat haar vader in een delirium probeerde haar en haar moeder te vermoorden en vervolgens zichzelf het leven benam. Velen waren slachtoffer van huiselijk geweld, niet alleen door drankzuchtige echtgenoten, maar ook door veeleisende zoons die met harde hand het geld opeisten dat hun moeders met schoonmaken hadden verdiend.
Deze bittere levensverhalen en de bizarre geschiedenis van de duivelsbaby resoneren in elkaar, betoogt Jane Addams. Het duivelskind balt al die ellende samen: geweld van echtgenoten, dat zich voortzet in nieuwe generaties, en verdriet over kinderen die, opgroeiend in een nieuw land, vervreemden van hun moeders. De moeder van de duivelsbaby was een lotgenoot voor de migrantenvrouwen die Addams ontmoette.
De duivelsbaby was voor hen ook een middel om hun mannen in het gareel te houden: gedraag je, want anders. De bezoeksters hoopten in Hull House het duivelskind te zien, om dat triomfantelijk aan hun mannen te rapporteren. Sommigen sleepten hun mannen mee om deze bovennatuurlijke troefkaart zelf te aanschouwen. De mannen, schrijft Addams, konden hun voldoening moeilijk verbergen als bleek dat het kind niet bestond.
Addams vroeg zich dus niet in de eerste plaats af: waarom geloven mensen het verhaal over de duivelsbaby?, maar: wat doen deze vrouwen ermee? Die vraag, ‘Wie vertelt wat aan wie en met welk doel?’, is nu het begin van veel onderzoek naar sagen, maar honderd jaar geleden nog niet. Ook de feministische interpretatie van een verhaal als dat over de duivelsbaby was hoogst origineel in een tijd waarin folkloristen vooral onderzochten hoe oud een verhaal was en in welke varianten het bestond. Addams was dan ook geen folklorist, maar een socioloog, en ze stelde sociologische vragen. Ze kon bovendien zelf meeslepend vertellen. Dat maakt haar artikel over de duivelsbaby en zijn bezoekers in het tijdschrift The Atlantic (1916) nog steeds een must-read voor wie zulke uitzonderlijke fenomenen wil begrijpen.
Maar het verhaal van Addams is niet het hele verhaal.
‘Als je me doodslaat, krijg je er nog zeven zoals ik’
Ook Jane Addams gebruikte het verhaal over de duivelsbaby als instrument: omdat zij de positie van Europese migrantenvrouwen wilde verbeteren, zoomt ze in op de verhalen die zij vertelden en veronachtzaamt ze andere versies. Ze kende ook minder versies, omdat ze de mogelijkheid miste om het spoor van de duivelsbaby te volgen in miljoenen gedigitaliseerde krantenpagina’s.
Addams noteerde in 1913 in Chicago alleen verhalen waarin de duivelsbaby een straf was voor wangedrag van mannen, maar tegelijkertijd circuleerden er in die stad ook varianten waarin juist de moeder een taboe schond. Volgens The Day Book (31 okt. 1913), een krant die voor één dollarcent werd uitgevent onder arbeiders, was niet de vader, maar de moeder ongelovig. Zelfs op haar sterfbed wijst ze hulp van boven af. Haar man, wel een vroom katholiek, haalt een priester. Als die de vrouw een crucifix toont, lacht ze bitter en zegt: ‘Doe weg – ik heb nog liever een duivel in huis.’ Daarop wordt de kamer duister en verschijnt in een baan rood licht het duivelskind op haar bed. De man grijpt een knots om het wezen dood te slaan, maar dat gaat rechtop staan en zegt met een stem zo oud als de wereld: ‘Als je me doodslaat, krijg je er nog zeven zoals ik.’
Eerdere duivelsbaby’s
De duivelsbaby van 1913 was bovendien niet de eerste in zijn soort, en ook de belegering van zijn vermeende geboortehuis door een nieuwsgierige of vijandige meute is niet uniek. Voordat het verhaal over de duivelsbaby in 1913 Jane Addams bereikte, bestond het al een kwart eeuw.
1888, Cleveland (Ohio) In de Poolse wijk zou een duivelskind zijn geboren met een rode huid, een begin van horens en een staart, en vleugelachtige uitgroeisels op de rug. Zijn moeder was zo geschrokken van een duivel op het toneel dat het uiterlijk daarvan op haar ongeboren kind was geslagen. De politie moest een dreigende menigte verjagen voor het huis van de vermeende vader. Het eerste bericht over dit kind verscheen eind maart 1888 in de Cleveland Plain Dealer; waarschijnlijk ging het om een aprilgrap, verzonnen door journalisten.
1888, Chicago Ook in Chicago was het verhaal al jaren bekend voor het zich aan Hull House hechtte. De Grondwet, een van de Nederlandstalige kranten die destijds in de VS verschenen, meldde op 12 juni 1888:
Horens, Klauwen en Staart
Te Chicago is Donderdag eene groote sensatie ontstaan in den omtrek van Van Horn en Paulina straten door het bericht dat aldaar een kind leefde, ‘t welk een paar horens, een paardenvoet met klauwen en een langen staart had. De sensatie was zoo groot dat de buurt den ganschen dag opgepropt van volk was, zoowel groote als kleine kinderen. De bewoners dier buurt zijn bijna allen Polen en Bohemers, die zeer bijgeloovig zijn. Zelfs liepen velen naar de roomsehe kerk in Paulina straat om daar de heiligen te bidden om bescherming tegen het monster, dat men vast en zeker voor den levenden duivel hield. Een onderzoek, door de politie ingesteld, deed blijken dat er zelfs niet den minsten grond voor het gerucht bestond, ofschoon een oude vrouw zeer nauwkeurig de oorzaak van het geval kon verklaren. ‘”Op zekeren dag,” zeide zij, “bracht de vader van het kind een godsdienstige prent in huis, waarop de moeder toornig uitriep dat ze even lief den duivel in huis wilde hebben. En toen haar kind geboren werd, toen was het een duivel. Het huis van een zekeren Pacl, 735 Van Buren straat, werd aangewezen als de geboorteplaats van het kind, en ofschoon er niets van waar was, was de nieuwsgierigheid zoo groot dat Pacl de bescherming der politie moest inroepen.
1891, Minnesota Mevrouw Sarah Morris uit Chatham moest worden opgenomen in een krankzinnigengesticht nadat zij een kind had gebaard dat overdekt was met kastanjebruin haar en dat horentjes had, een kattenstaart en voeten die het midden hielden tussen mensenvoeten en hondenpoten. Tijdens haar zwangerschap had mevrouw Morris een bijbelcolporteur de deur gewezen met de woorden: ‘Ik heb nog liever een duivel in huis dan een bijbel.’ Bij het weggaan had de man haar toegevoegd: ‘Ik zal een duivel sturen om je te martelen.’ Volgens andere bronnen heette de moeder Sarah Miller en had zij een joodse handelaar weggestuurd die haar een prent van de kruisiging wilde verkopen.
1891, Washington Duizenden mensen vragen bij het Smithsonian Museum of ze de duivelsbaby mogen zien. Een nieuwe stroom bezoekers, nu vooral bestaand uit zwarte Amerikanen, verscheen in 1900.
1902, New York Op 29 januari arresteert de politie dertien joden en een Italiaan, die toegang eisten tot Elizabeth Street 295, waar een paar dagen daarvoor een duivelsbaby zou zijn geboren.
1904, Detroit Het duivelskind was pikzwart en at kolen. Toen men hem wilde dopen, ontsnapte hij uit de wieg en verborg hij zich in de kachel.
1906, Kentucky De vrouw van een dominee had na het overlijden van haar man al zijn boeken verbrand, inclusief de bijbel – zelf was ze ongelovig. Ze baarde een duiveltje dat aankondigde haar zeven jaar te zullen kwellen en dan mee te nemen naar de hel. Vergeefs probeerde ze het kind te verdrinken.
Anders dan in de versies die Addams vertelt, is de moeder in veel van deze verhalen een vrouw die christelijke symbolen afwijst. Waren die versies van het verhaal vermaningen om vast te houden aan het geloof? En waarom vooral aan het adres van vrouwen? Helaas was er maar één Jane Addams en missen we in die gevallen de persoonlijke geschiedenissen en beweegredenen van degenen die het huis van de duivelsbaby zochten. We moeten het doen met de berichten van Amerikaanse journalisten, die zich vooral vrolijk maakten over de naïviteit van mensen die in duivelsbaby’s geloofden. En die daardoor meehielpen het verhaal te verspreiden.
Mediasensatie
Ook de invloed van nieuwsmedia is iets wat Addams over het hoofd zag. Zij beschrijft het verhaal over de duivelsbaby als een overblijfsel uit een orale cultuur en noemt de vertellers onomwonden ‘primitief’ – dat zouden hedendaagse onderzoekers van volksverhalen haar beslist niet nazeggen. Volgens Addams ging het verhaal in 1913 in Chicago vijf weken van mond tot mond en bereikte het toen pas de kranten. We hebben hierboven echter gezien dat het al een kwart eeuw met regelmaat in Amerikaanse kranten verscheen en vermoedelijk zelfs is bedacht door een Amerikaanse journalist.
Tekenend voor het cynisme van de pers is een rectificatie uit The Jasper News (Missouri) van 25 augustus 1910, die vandaag geschreven had kunnen zijn:
Een paar weken geleden hebben we een verhaal afgedrukt over een duivelskind dat geboren zou zijn bij een zwart echtpaar in Little Rock, Arkansas. Wij hebben die geschiedenis gestolen uit een krant die we ontvingen in ruil voor de onze; welke weten we niet meer en wat maakt het ook uit? We hebben het gepubliceerd omdat het ons trof als de meest fantastische leugen die we ooit hebben gehoord.