« Hij wilde het bed bij het raam
Kinderlokkers in witte busjes (1) »

De dief had boter op zijn hoofd

Oude kranten stoffig? In tegendeel. De negen miljoen historische krantenpagina’s op www.delpher.nl zijn een oceaan van verhalen waarin je nooit tevergeefs een hengel uitgooit. Vangst van de dag: de dame met de diepvrieskip en de dief die boter op zijn hoofd had. Een tijdreis van anderhalve eeuw die begint op Facebook. Bij ons in de winkel was een oude vrouw flauw gevallen en werd er geroepen om hulp. Toevallig waren er een aantal artsen in de winkel (we staan vlak bij een ziekenhuis) en begonnen de vrouw te onderzoeken…’

Zo begint een verhaal op de Facebookpagina Frustraties van Kassameisjes (ja, die bestaat). Het vervolg: ‘Wat bleek??? Had dat oude vrouwtje een diepvrieskip onder haar hoed en daardoor waren haar hersenen te koud geworden en daardoor flauwgevallen. Dat was te bizar voor woorden zeg…

Kerstverhaal

Het verhaal over de winkeldievegge en de kip is een klassiek broodje aap. Zoeken op de combinatie kip + hoed in de historische kranten van Delpher voert ons naar de oudste Nederlandse versie, afgedrukt in Het Vrije Volk. Die krant maakte er in 1976 op de dag voor kerstmis een ontroerend Kerstverhaal van:

Kip
Topdrukte in de supermarkt. Een lange rij bij de kassa. Een dame wordt niet goed van het lange wachten. Behulpzame handen leiden haar naar een lege kist, waarop ze even kan zitten om bij te komen. Onder haar grote, zwarte hoed steekt haar gezichtje angstig wit af. De bedrijfsleider belt een dokter; een winkelmeisje brengt een glaasje water.
‘Zet uw hoed even af, mevrouw,’ zegt het meisje, ‘dat geeft wat opluchting.’
‘Nee, hoeft niet,’ zegt de dame en ze klemt de hoed nog vaster op haar hoofd.
‘Eigenwijs mens,’ commentarieert iemand zachtjes.
De dokter arriveert, voelt de pols en vraagt, of mevrouw wel vaker onwel wordt. ‘Nee, dokter, nooit,’ zegt ze, helemaal in tranen.
Ze wordt steeds witter en zieliger. De dokter vindt dat er maar een ambulance moet worden gebeld.
Wanneer de witgejaste broeders binnen komen, ligt de dame voor ze het weet plat op de brancard. Haar mooie, zwarte hoed vliegt af en er valt iets op de grond: een grote kerstkip…
De bedrijfsleider pakt de telefoon – en legt hem weer neer. Ach nee, voor deze keer maar geen politiezaak van maken.

Limburgsch Dagblad, 30 december 1976

Een paar dagen later, toen er kennelijk twijfel gerezen was aan de waarheid van het verhaal, kwam de krant erop terug: ‘Zomaar een verhaaltje? Vergeet het maar, zeggen we met de Engelsen, want wat meldde het persbureau Reuter dinsdag uit Londen?’ Waarna nogmaals het kipverhaal volgt, nu met als betrouwbare bron ‘Harry Shepherd, voorzitter van de winkeliersvereniging Oxford Street’, en de verzekering dat het bericht ook is gepubliceerd door de International Herald Tribune.

Shepherd wilde geen kerstverhaal vertellen over een zielig omaatje: hij probeerde media te mobiliseren in een campagne tegen winkeldiefstal en gebruikte daarvoor een verhaal dat in andere vermommingen al opduikt in nieuwskolommen sinds het begin van de negentiende eeuw.

Bloed en boter

In andere versies valt de dievegge niet flauw, maar wordt zij betrapt doordat er een straal bloed uit het ontdooiende vlees over haar gezicht loopt. De Belgische film ‘Totó le Héros’ (Jaco Van Dormael, 1991) bracht het memorabel in beeld. Via de bloedende buit komen we bij de oudste (?) gedaante van het verhaal, waarin een dief onder zijn hoed een klont boter meesmokkelt.

Het verhaal over de boterdief was populair in Nederlandse kranten, die het tussen 1850 en 1930, vaak in vrijwel identieke bewoordingen, regelmatig hebben afgedrukt. De oudste versie die ik kon vinden, stond op 6 mei 1854 in de Provinciale Drentsche en Asser Courant:

Eene smeltende geschiedenis
Een kastelein in eene Noord-Amerikaanschc bergstreek was bezig zijn herberg te sluiten, en zag, terwijl hij buiten in de sneeuw de luiken digtmaakte, dat iemand, die nog in de gelagkamer zat, een pond versche boter van een plank stal en snel in zijn hoed verborg. — “Blijf nog wat, John,” zei de kastelein, terwijl hij binnen trad, de deur achter zich sloot, en de sneeuw vau zijne kleêren afsloeg. — “Ga zitten, John, op zoo’n avond kan iets warms geen kwaad; kom, ga zitten.”
John weifelde; hij had de boter, en wilde zich nu maar hoe eer hoe liever wegpakken. maar het vooruitzigt op “iets warms,” bragt zijn besluit, om dadelijk te vertrekken, aan het wankelen. Weldra echter vatte de ware eigenaar der boter John vriendelijk bij den schouder, en plaatste hem op een stoel, digt bij de kagchel, waar hij door vaten en kisten zoo gebarrikadeerd was, dat, zoo de waard voor hem ging zitten, hij onmogelijk ontwijken kon.
— John, we zullen ‘t hier een beetje warm maken,” zeide de waard, terwijl hij de kacheldeur opende en zooveel brandstof inlaadde, als maar mogelijk was; “warm je nu maar ferm, opdat je niet onderweg bevriest.”
John voelde, dat de boter reeds aan zijn haar kleefde en sprong op, zeggende, dat hij gaan moest.
— “Niet voor dat ge iets warms gebruikt hebt; ook moet ik u nog iets vertellen, ga dus maar zitten;” en John werd door zijn slimmen kwelgeest weder op zijn stoel geplaatst.
— “O, ‘t is vervloekt heet hier,” zeide de dief, nogmaals trachtende op te slaan.
— “Ga zitten, ga zitten; gij zult zooveel niet te verzuimen hebben,” hernam de waard, hem nogmaals op zijn stoel plaatsende.
— “Maar ik moet de koeijen nog voêren, hout hakken, en moet dus voort.”
— “Nu, ga ten minste niet dadelijk weg. De koeijen zullen niet verhongeren; gij schijnt waarlijk angstig te zijn.”
Nu haalde de waard twee dampende glazen grog te voorschijn, op wier gezigt John zeker de haren te berge waren gerezen, indien ze niet aan het hoofd waren vastgekleefd geweest. — “Hier, John, daar is een stuk geroosterd brood, de boter kunt ge er zelf opsmeeren,” zei de waard met zulk een onnoozel gezigt, dat John niet merkte hoe bet was. “Kom, John , laat ons eens klinken,” vervolgde hij.
De arme John kon geen woord uitbrengen, de boter liep hem druppelsgewijze langs hoofd en aangezigt, en zijn zakdoek was er reeds meê doorweekt.
— “‘t Is schrikkelijk koud van nacht!” zei de waard. “Maar gij schijnt het nog al warm te hebben. Waarom neemt ge uw hoed niet af? Geef hier, ik zal hem ophangen.”
— “Neen!” riep de arme John eindelijk, door eene wanhopige poging zijne tong in beweging brengende, en zijn hoed krampachtig vasthoudende; “neen, ik moet weg, ik ben niet wel, laat mij gaan.” — Een stroom boter vloeide nu over het aangezigt van den dief, doorweekte zijne kleederen, en baande zich in duizend beekjes een weg tot zijne voeten. — “Nu, als gij dan toch niet blijven wilt, ga dan maar, John; goeden nacht, slaap wèl,” zei de humoristische waard, en riep toen, terwijl John zich ijlings uit de voeten maakte: “De grap, die ik daar met u gehad heb, buurman, is zijn twaalf centen wel waard, en ik zal u daarom voor ‘t pond boter niets rekenen.”

In de Verenigde Staten was het verhaal al eerder bekend. De vroegste vindplaats is het tijdschrift The Athenaeum, dat het in 1827 afdrukte onder de titel: ‘A thief detected with the stolen goods’ – met de toevoeging ‘(founded on fact)‘.

Voetnoot: Spreekwoord
Het ligt voor de hand te denken dat het verhaal over de boterdief ook de oorsprong is van de zegswijze ‘boter op zijn hoofd hebben’. Die is echter ouder: het spreekwoord ‘wie boter op zijn hoofd heeft, moet uit de zon blijven’ (of: niet te dicht bij het vuur komen, of: geen bakker worden) was al bekend in de zeventiende eeuw.

Bronnen
De verhalen over onfortuinlijke kippen- en boterdieven zijn te vinden in tal van internationale sagenverzamelingen. Een selectie:
  • Brunvand, J.H. (1986). The Mexican Pet. New York: Norton, pp. 143-144.
  • Brunvand, J.H. (1989). Curses! Broiled again! New York: Norton, pp. 178-179.
  • Brunvand, J.H. (2001). The Truth Never Stands in the Way of a Good Story. University of Illinois Press, pp. 34-35.
  • Burger, P. (1992). De wraak van de kangoeroe. Amsterdam: Bert Bakker, p. 88.
  • Campion-Vincent, V. & Renard, J.-B. (2002). De source sûre. Nouvelles rumeurs d'aujourd'hui. Parijs: Payot, pp. 172-6.
  • Kvideland, R. & Sehmsdorf, H.K. (red.) (1988). Scandinavian folk belief and legend. Minneapolis: University of Minnesota Press, p. 391.
  • Mikkelson, B. (2011). The Meathead. Snopes.com.
  • Portnoy, E. (1980). Broodje aap. 8e druk. Amsterdam: De Harmonie, p. 131.
  • Seal, G. (2001). The Cane Toad High. Great Australian Urban Myths. Revised edition. Sydney [etc.]: HarperCollins, p.169.
  • sluiten

    2 thoughts on “De dief had boter op zijn hoofd

    1. Het verhaal van de boter doet in mijn woonplaats Groesbeek in een iets andere vorm ook de ronde. Tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog was het smokkelen in de grensstreek een goede bijverdienste. Vooral koffie en boter werden clandestien de grens over gebracht. Zo zou er in Groesbeek in die tijd een nogal gezette vrouw hierin erg bedreven zijn geweest. Ze ging regelmatig de grens over en verstopte dan boter onder haar rokken. Ze kon zo ongemerkt de grens over met haar smokkelwaar. De grensbewaking kreeg op een dag toch een vermoeden en zette haar bij een warme kachel in het wachtlokaal. Het duurde niet lang voor de gesmolten boter onder haar rok uit kwam lopen. Sinds die tijd had ze als bijnaam: “Marie de botterkont”.

    2. Het verhaal van de diepvrieskip onder de hoed kwam mij om de een of andere reden erg bekend voor..
      Het blijkt dus dat zanger/cabaretier Harrie Jekkers hier ook mee bekend was: In het lied ‘Brief van een Haagse bijstandsmoeder aan Hare Majesteit’ komt dit verhaal beknopt doch volledig aan bod.

    Leave a Reply

    Your email address will not be published. Required fields are marked *