Een vuurwerkmaker, die de mooiste pijlen en sterren kon produceren, was eens bezig met zo’n kunststuk, toen het kruit ontplofte. De vlam sloeg in zijn ogen. Slecht nieuws, zei de dokter: ‘Uw ogen zijn voor altijd weg en ge zijt blind.’ Zo begint een verhaal op de kinderpagina’s van het Dagblad van Zuid-Holland en ‘s-Gravenhage, op 1 september 1916. De man zat niet bij de pakken neer, maar verdiende vanaf dat moment brood voor zijn gezin met muziekinstrumenten stemmen, dozen plakken en speelgoed maken. Zo hoefde hij zijn spaargeld van driehonderd rijksdaalders niet aan te spreken.
Die geldschat bewaarde hij gewoon in huis, want spaarbanken bestonden nog niet. Maar ramp volgde op ramp: het werd oorlog, de stad werd ingenomen en uit angst dat zijn geld gestolen werd, begroef de blinde man het in zijn tuin. Toen de vijanden weer vertrokken waren en hij het geld wilde opgraven, bleek het tot zijn schrik verdwenen. Zijn vrouw wist meteen wie het gedaan moest hebben: de buurman, die wel eens een praatje kwam maken in de tuin.
De bestolen man verzon een list. Toen de buurman weer langs kwam, vertelde de blinde hem dat hij zijn spaargeld van driehonderd rijksdaalders toen de vijand kwam in de tuin had begraven. ‘Ik heb nu weer een vijftig rijksdaalders, en vannacht tussen één en twee gaan die bij de andere. Er is geen betere bewaarplaats.’ De buurman, hopend op een nog grotere buit, begroef die avond nog voor twaalf uur de driehonderd rijksdaalders weer op dezelfde plek, zodat de blinde niet zou merken dat ze weg waren. Die nacht groef de blinde ze weer op en de volgende dag zei hij tegen de dief dat hij zich had bedacht: ‘In plaats van bij het begraven geld nog meer te leggen, heb ik het uit de grond gehaald en bij onze burgemeester in bewaring gegeven. Daar is alles veilig.’
‘De blinde was de ziende te slim geweest’, eindigt het verhaal, dat ik hier wat heb bekort. ‘De list van de blinde’ is een gaaf voorbeeld van een verhaal dat eeuwenlang, in verschillende talen, genres en versies is overgeleverd. We volgen de ketting terug tot in de middeleeuwen.
Schoolboekjes
Het verhaal over de blinde vuurwerkmaker uit 1916 verscheen op 28 februari 1928 ook in het Nieuwsblad van Friesland. Die krant vond het gegeven zo geslaagd dat ze het verhaal een jaar later nog eens publiceerde in een andere versie: ‘Een blinde had 500 gulden in een hoek van zijn tuin begraven. Zijn buurman, die het gezien had, groef ‘s nachts dat geld op.’ (21 mei 1929)
Wie zelf graaft in de miljoenen historische krantenpagina’s in Delpher en in de gedigitaliseerde boeken van Google Books, vindt al snel tientallen versies van het verhaal over de list van de blinde. In het begin van de twintigste eeuw verscheen het keer op keer op kinderpagina’s van kranten. Kinderen konden het ook op school tegenkomen: in de negentiende eeuw was het een terugkerende lees- en vertaalopdracht in leerboekjes voor Nederlands en vreemde talen. Maar ook toen was het al een verhaal met een baard.
‘Tot Agrigent in Sicilien was een ryk en listig blind man’
Voordat de listige blinde opdook in schoolboeken en kranten was hij al een geliefde verschijning in almanakken en anekdotenverzamelingen. In een collectie van maar liefst zeshonderd ‘nutte en gedenkwaardige geschiedenissen’ uit1701 begint het zo:
Tot Agrigent in Sicilien was een ryk en listig blind man, die in zyn boomgaard vyf honderd guldens begraven hadde. Dog eenige tyd daar na uit nieusgierigheid zyn geld eens willende bevoelen, groef hy ‘er na, maar vond het niet, waar over hy kwade achterdocht op zyn buurman en Peet-oom kreeg, vreezende, dat die het geld mogte weg-genomen hebben.
Arabisch voorbeeld
In 1679 komen we de list tegen in de Fabels van La Fontaine. In deze versie is de bestolen man niet blind, maar verder verloopt het verhaal zoals verwacht.
We dalen nog verder af in het verleden. In het boek Mensa Philosophica uit de tweede helft van de vijftiende eeuw ontmoeten we de blinde als een bedelaar uit Utrecht, die zijn hele fortuin heeft verborgen onder een van de banken van een kerk. Wie is de dief? De bestolene vraagt een jongen om voor hem te kijken welke geestelijke hem heimelijk staat uit te lachen en hem naar die man te leiden. Waarna de blinde vertelt dat hij nog meer geld heeft en met een larmoyant verhaal over zijn naderend levenseinde en het verzoek het geld te gebruiken voor zijn zieleheil de dief ertoe verleidt om het gestolen geld terug te leggen.
Twee eeuwen eerder, omstreeks 1288 in Parijs, pende de Catalaanse schrijver en filosoof Ramón Lull in zijn Boek der Wonderen de oudst bekende Europese versie van het verhaal neer, over een blinde die ‘met duizend goudstukken die hij niet had de duizend goudstukken terugkreeg die hij was kwijtgeraakt’.
Wijze dwaas
Maar voor de oudste overgeleverde versies van het verhaal moeten we de Middellandse Zee oversteken naar de Arabische wereld. We zijn inmiddels zo’n negenhonderd jaar en enkele duizenden kilometers verwijderd van de Nederlandse kranten waar we mee begonnen. In het begin van de elfde eeuw werd de list in Arabische anekdotenboeken toegeschreven aan Buhlul, een narrenfiguur die volgens de verhalen leefde in Bagdad ten tijde van Haroen ar-Rashid, in de achtste eeuw.
In vergelijking met de latere Europese versies neemt Buhlul dubbel wraak voor de diefstal: hij pakt niet alleen zijn geld terug uit het gat in de grond, maar laat in plaats daarvan een drol achter voor de dief. Dit verhaal over Buhlul is nog steeds te vinden op websites met islamitische verhalen, maar wel in een gekuiste versie, zonder excrementen.
Het gegeven is ook door literaire auteurs bewerkt. De Spaanse auteur en journalist Narciso Campillo (1834 of 1835-1900) maakte er een bloemrijk kort verhaal van, 'La Hucha del Ciego', dat in Engelse vertaling als 'The Blind Man's Hoard' te lezen is in de Australian Town and Country Journal van 17 september 1898. De Spaanse versie verscheen in Campillo's bundel Una Docena de Cuentos (Madrid, 1878). Zie over Campillo en zijn verhalen:
Die historischen Hintergründe, lieber Herr Burger,
finden Sie in meiner Dissertation von 1981, S. 46-50, in der “Enzyklopädie des Märchens” sub “Schatz des Blinden”, im interntaionalen Typenkatalog ATU sub 1617* und in meinem “Deutschen Märchenkatalog” DMK sub 1617*. Unser Kollge Jurjen van der Kooi hat den Erzähltyp 1617* auch in seinem friesischen Katalog notiert. Neuerdings hat Thomas Tschögele eine weitere Untersuchung vorgelegt, ist bei ISTOR zu finden..