« Nieuws maken met je eigen fikkie: publieke omroep schept clownshype
Sociale media zijn niet de kwaal, maar het medicijn »

Archiefgeheimen: de Britse X-Files

Speuren naar geesten, engelen en zeemonsters. Niet in oude landhuizen en de diepten van de oceaan, maar in Britse overheidsarchieven: de Engelse journalist en folklorist David Clarke spitte voor zijn nieuwste boek naar documenten die licht werpen op bekende en minder bekende mysteries, zoals het Monster van Loch Ness. Engelsen en Schotten streden bij voorbaat om de huid van het monster. Clarke stuitte ook op nieuwe gegevens over de Nederlandse paragnosten Hurkos en Croiset, die hulp aanboden bij geruchtmakende misdaden.

Archieven lijken misschien niet de meest voor de hand liggende vindplaats voor UFO’s of zeemonsters, maar de Engelse journalist en verhalenonderzoeker David Clarke doet er al jaren de ene na de andere ontdekking. De overheid werkt niet altijd van harte mee: vaak moet hij een beroep doen op de Wet Openbaarheid van Bestuur om de documenten in handen te krijgen. Zijn grootste succes tot nu toe is de openbaarmaking van de UFO-files van het Engelse Ministerie van Defensie, waarvoor Clarke als adviseur optrad.

Zijn nieuwste boek, Britain’s X-traordinary files, gaat over paranormale en andere mysteries. Een deel is onbekend, een ander deel behoort tot de klassiekers uit de literatuur over vreemde verschijnselen, zoals de Mary Celeste, het schip waarvan de bemanning in 1872 spoorloos verdween, de engel die aan de Britse troepen verscheen tijdens de slag om Mons in de Eerste Wereldoorlog, en het Monster van Loch Ness. Maar ook over die oude bekenden graaft Clarke in de archieven nieuwe gegevens op.

‘Schiet hem maar dood’

Het monster van Loch Ness, voor het eerst gespot in 1933, werd nog dat zelfde jaar inzet van een politieke strijd. De Schotten zagen er niet alleen een winstgevende toeristentrekker in, maar ook een symbool voor het herrijzende Schotse nationalisme. Een medewerker van het Britse Natural History Museum dacht er in 1934 heel anders over: ‘Schiet hem dood zodra je hem in het vizier krijgt en stuur het karkas op naar ons.” Schotse politici ijverden tevergeefs voor wetten die het monster moesten beschermen, of op zijn minst moesten garanderen dat zijn stoffelijke resten in Schotland bleven.

Wichelende soldaten

Uit Clarkes onderzoek blijkt dat behalve het monster van Loch Ness ook zaken als wichelroede lopen en helderziendheid in de hoogste Engelse kringen serieus werden genomen – zelfs door leger en politie. Documenten uit de National Archives vertellen hoe een politieman in 1941 met een gevorkte tak lijken onder puin probeerde op te sporen na een bombardement. Het Britse leger experimenteerde ook met wichelroeden om water en landmijnen te lokaliseren. Dat het vertrouwen in dergelijke instrumenten nog steeds bestaat, blijkt uit het recente schandaal rond de apparaten van het Britse bedrijf ATSC, die onder meer in Irak werden gebruikt om explosieven te detecteren, maar in feite niet meer waren dan wichelroeden in moderne verpakking.

Peter Hurkos zoekt de Stone of Scone

In twee van de Britse X-files spelen Nederlandse paragnosten een hoofdrol. Op Kerstavond 1950 verdween uit Westminster Abbey de ‘Stone of Scone’, het blok steen waarop eeuwenlang Schotse, en later Engelse koningen waren gekroond. Een van de helderzienden die hun hulp aanboden, was de Nederlandse huisschilder Peter van der Hurk, die na een val van een ladder over paranormale gaven meende te beschikken. Een biografie van Hurkos (zijn artiestennaam) presenteert zijn bemoeienis met de Stone of Scone als een reeks rake voorspellingen die werden miskend door de Engelse politie, maar het archief van Scotland Yard vertelt een ander verhaal.

Hurkos arriveerde in Londen tegen de afspraak met de politie in met een massa journalisten ijn zijn kielzog. Na een bezoek aan de plaats delict in Westminster Abbey toerde Hurkos vier dagen door de stad. De steen, zei hij, was gestolen door vijf mannen en bevond zich nog steeds in Londen. Enkele maanden later dook de steen op in Schotland. De dieven waren vier Schotse nationalisten, drie mannen en een vrouw. Al voor dat dit bekend werd, had de leider van het onderzoek geconcludeerd dat Hurkos ‘ongetwijfeld zekere kwaliteiten bezit, maar vooral op het gebied van amusement.’

Wat gebeurde er met Ginger Marks?

Na het Hurkos-debacle hield Scotland Yard meer afstand tot paragnosten. Dat Nederlands beroemdste helderziende, Gerard Croiset, zich in 1965 in Londen meldde om een zaak op te lossen, was dan ook op uitnodiging van de Daily Express en de echtgenote van een verdwenen crimineel. De roodharige Tommy ‘Ginger’ Marks werd op 2 januari van dat jaar beschoten en in een auto gesleurd en was sindsdien spoorloos.

David Clarke Britain's X-traordinary FilesIn de politiearchieven over de zaak vond Clarke een bandopname van een uur, waarin Croiset vragen beantwoordt van de echtgenote, Anne Marks, en een persfotograaf. ‘Ik vrees dat hij dood is’, zei Croiset. ‘Ik weet het eigenlijk wel zeker. Uw man bevindt zich onder water.’ Dat was, gegeven de omstandigheden, geen al te vergezochte bewering. Croiset had gelijk: vele jaren later, in 2000, bekende de gangster Freddie Foreman, toen hij er niet meer voor vervolgd kon worden, dat hij Ginger Marks had vermoord en in het water gegooid.

De verdwijning van Ginger Marks is in Londen legendarisch. Cockneys hadden hun eigen vermoedens, aldus Clarke: hij was met een ‘overjas van cement’ afgezonken in de Thames, of verborgen in een van de betonnen pilaren van een nieuw viaduct. Eén gerucht laat Clarke onvermeld, maar dat is dan ook van het soort dat je niet in archieven vindt maar op straat. De Engelse folkloristen Iona en Peter Opie noteerden in oktober 1966:

Een van ons had net een prentbriefkaart geschreven in een postkantoor in Soho, toen de man die naast ons zijn totoformulier stond in te vullen waarschuwde: ‘Nooit aan een postzegel likken.’
‘Waarom niet?’, vroegen wij.
‘Nooit aan een postzegel likken’, herhaalde hij. ‘Misschien lik je wel aan Ginger Marks.’
‘Likken aan Ginger Marks, hoe bedoelt u?’
‘Nou’, antwoordde de man, ‘die is toch in een lijmfabriek verdwenen? Dat weet iedereen in zuid-oost Londen.’

David Clarke: Britain’s X-traordinary Files. Londen: Bloomsbury. 226 pagina’s.

Bronnen
Het citaat over de lijmfabriek komt uit Opie, I. & Opie, P. (1978). Certain Laws of Folklore. In V.J. Newall (red.), Folklore Studies in the Twentieth Century: Proceedings of the Centenary Conference of the Folklore Society (pp. 64-75). Woodbridge: D.S. Brewer. Geciteerd naar Brunvand, J.H. (1984), The Choking Doberman and other Urban Legends. New York: W.W. Norton, p. 168.
sluiten

Comments are closed.